karakter (afgezien van beperking in de aan
sprakelijkheid) goeddeels is behouden.
Naar mijn gevoel voltrekt zich dan ook een
geleidelijke scheefgroei in de verhouding
tussen de uitoefening van zeggenschap en
het dragen van het financiële risico; een
scheefgroei, welke zich in de kleine per
soonlijke onderneming niet, of althans in
veel mindere mate, voordoet.
Het risico-aspect
In dit alles speelt het risico-aspect een be
langrijke rol.
In de tijd dat ik als stafmedewerker aan de
Rabobank Nederland was verbonden, heb
ik al eens in deze kolommen over het risi
co-verschijnsel geschreven. Daarbij ging
het onder andere over het risicomijdende
gedrag van mensen. De term risicomijdend
geeft overigens nogal eens wat verwarring.
Zo hoort men wel dat ondernemers er niet
zouden zijn om risico's te mijden, maar
juist om deze te aanvaarden.
Welnu, een risicomijdende houding duidt
niet op het mijden van risico's als zodanig,
maar op de vermijding van die risico's
waarvan de drager onvoldoende compen
satie verwacht in de vergoeding.
Sommigen gaan zo ver om te stellen dat
het risico-aspect van doorslaggevende be
tekenis is voor de wijze waarop mensen
vorm geven aan de organisatie van hun
produktieve activiteit.
Zo geeft Stiglitz ergens een tekenende be
schrijving van de verhouding tussen een
landeigenaar en een landbewerker. Hij on
derscheidt drie verschillende systemen
volgens welke beide personen hun onder
linge relatie kunnen specificeren, namelijk:
het loonsysteem:
vaste vergoeding van landeigenaar aan
landbewerker;
het pachtsysteem:
vaste vergoeding van landbewerker aan
landeigenaar;
het systeem van 'sharecropping':
de vergoeding van zowel landeigenaar
en landbewerker hangt af van de op
brengst.
Zonder daar nu over uit te weiden hangt de
keuze voor een bepaald systeem volgens
Stiglitz sterk af van een ieders risicohou
ding. Bij het loonsysteem ligt het risico bij
de landeigenaar, bij het pachtsysteem ligt
dat bij de landbewerker terwijl bij 'share
cropping' één of andere deling in het risico
wordt toegepast. Het is duidelijk dat de bij
elk systeem passende zeggenschapsver
deling een verschillende zal (behoren te)
zijn.
Een voorbeeld van 'sharecropping' treffen
we aan bij de vennoten in een vennoot
schap onder firma. Ook de coöperatieve
verenigingsstructuur berust in mijn ogen
ten diepste op 'sharecropping'.
Ik kom daar straks op terug.
Enkele cijfers
Eerst wil ik nog een paar opmerkingen van
macro-economische aard maken, met na
me voor zover dat het functioneren van de
kapitaalmarkt en van de arbeidsmarkt be
treft.
Globaal kan de in bedrijven verdiende toe
gevoegde waarde worden opgedeeld in ar
beidsinkomen en vermogensvergoedin
gen. De macro-economische arbeidsinko
mensquote heeft zich in de afgelopen tien
jaar ontwikkeld van 82 %tot 96%. De ver
mogensinkomsten zijn dus relatief sterk
achteruit gegaan. Binnen die klasse heeft
zich bovendien een belangrijke verschui
ving voltrokken van de categorie winsten
naar de categorie rentelasten. De laatste
vijftien jaar is de verhouding tussen het ei
gen vermogen en het totale vermogen van
de ter beurze genoteerde Nederlandse on
dernemingen voortdurend gedaald.
Bedroeg de gemiddelde solvabiliteitsver-
houding voor de groep industrie in 1 965
nog zo'n 45%, in 1980 was die ratio ge
halveerd. Voor die groep is, ten minste se
dert 1973, sprake van een negatief hef
boomeffect. De rentabiliteit over het eigen
vermogen ligt al geruime tijd onder het ge
lijktijdige rendement over staatsleningen.
De algemene tendens is dat het op het ei
gen vermogen verdiende inkomen aan
zienlijk is teruggelopen, zowel in relatie tot
de toegevoegde waarde als in relatie tot
het geïnvesteerde vermogen.
De openbare markt voor dit vermogen, de
effectenbeurs, vertoont hiervan de sporen.
Het jaarlijkse aantal aandelenemissies kan
men tellen op de vingers van één hand. Ook
het functioneren van de onderhandse
markt wordt algemeen als weinig levendig
ervaren. Dat moge onder andere blijken uit
de kennelijke behoefte die de overheid ge
voelt om deze markt te stimuleren. (Garan
tieregeling ppm.).
Uit het voorgaande blijkt dat de figuur van
het risicodragend vermogen op twee fron
ten door erosie is aangetast, namelijk op
het punt van de feitelijke zeggenschap en
op het punt van de vergoeding. Deze con
statering roept de vraag op of zich levens
vatbare alternatieven hebben ontwikkeld.
Naar mijn overtuiging in onvoldoende ma
te. De arbeidsmarkt is in sterke mate ge
collectiviseerd en draagt daardoor een ge
reguleerd karakter.
Dat geldt in veel mindere mate voor de
markt voor risicodragend vermogen. Dit
verschil in regulering van beide markten
heeft bijgedragen tot het aldoor groeiende
aandeel van betrekkelijk vaste claims - uit
hoofde van het arbeidsinkomen - binnen
de totale toegevoegde waarde.
De speelruimte voor het restinkomen als
prikkel tot aanvaarding van onverzekerba
re risico's én als buffer tegen de daaraan
inherente verlieskansen wordt bijgevolg
steeds kleiner.
'Sharecropping'
In mijn ogen kan een oplossing voor dit
vraagstuk zijn gelegen in een ruimere toe
passing van het bovengenoemde systeem
van 'sharecropping'. In een wereld waar
ondernemingsraden zijn gekomen, 'struc
tuur-commissarissen' hun intrede hebben
gedaan, vakbonden een enquêterecht heb
ben verworven, de externe verantwoording
bepaalde eisen stelt, in zo'n wereld kan het
financiële risico niet langer primair bij de
aandeelhouder rusten, maar moet op een
adequate wijze over meerdere, zo niet alle,
participanten in het bedrijfsgebeuren wor
den gedistribueerd. Daarmee worden
nieuwe mogelijkheden geschapen om tot
een harmonieuze afstemming te komen
van in mijn ogen onlosmakelijke begrip
pen: geen lust zonder last, geen mede-be
stuur zonder mede-verantwoording, geen
winstparticipatie zonder verliesdeling. In
dit licht dient ook het vraagstuk van de
werknemersparticipatie te worden beke
ken. In mijn oratie heb ik een pleidooi ge
houden om te komen tot de vaststelling
van primaire elementen (naar analogie van
het primaire dividend) voor alle bij het be
leid van de onderneming betrokken partici
panten, zoals directie, werknemers, ver
mogensverschaffers e.d. De (uiteraard
grotere) rest van de toegevoegde waarde
zou dan volgens een bepaalde sleutel moe
ten worden verdeeld. Ik heb dit voorstel
niet gedaan omdat het zo gemakkelijk uit
voerbaar zou zijn (want dat is het niet) en
nog minder om het morgen in te voeren
(want dat is ondoenlijk). Het voorstel moet
worden geplaatst tegen de achtergrond
van de wijze waarop het ondernemingsge-
beuren zich de afgelopen decennia heeft
ontwikkeld, een ontwikkeling die na van
daag zal doorgaan. Ik ben ervan overtuigd
dat 'sharecropping' - dus een verbreiding
van het draagvlak voor het absorberen van
ondernemingsrisico's - zich in ruimere
mate zal gaan ontwikkelen. De coöperatie
ve gedachte zou wellicht een leidende kun
nen worden.
Tot zover de hoofdlijnen van de beschou
wingen die ik in februari van dit jaar ter ge
legenheid van mijn inauguratie in Gronin
gen heb gehouden.
Die beschouwingen hadden hoofdzakelijk
betrekking op het functioneren van onder-