Duitsland vergt verschuiving van landbouw- naar industrie-export' Een te eenzijdig verhaal? wetenschappelijke 'Relatie Nederland- Regeringsbeleid: 33 Dit is een conclusie van een recent rapport van de Weten schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Vorige maand is een studie verschenen over de relatie van Nederland met West-Duitsland. Deze is verricht door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), een adviesorgaan van de regering waarin een aan tal hoogleraren zitting heeft. Wat maakt die studie nu zo bijzonder? Hij gaat in op onze afhankelijkheid ten opzichte van West-Duitsland in eco nomisch opzicht. De belangrijkste opstellers van het rap port, dr. P. R. Baehr en professor dr. A. van der Zwan, snij den daarmee een voor vele Nederlanders gevoelig onder werp aan. De titel van het rapport 'Onder invloed van Duitsland' zegt al het een en ander over de inhoud. Met veel cijfermateriaal geven de hoogleraren aan dat Ne derland economisch in een kwetsbare positie verkeert ten opzichte van ons buurland. De handelsrelaties tussen Ne derland en West-Duitsland zijn zeer bijzonder. In het Nederlandse exportpakket voor de Bondsrepubliek zijn aardgas en landbouwprodukten zeer belangrijk. Onze invoer vanuit West-Duitsland betreft vooral industriepro- du kten. Wanneer we even afzien van ons aardgas, komt het vooral neer op een ruilhandel van industrie- tegen landbouwpro dukten. Ruim een kwart van de Nederlandse export naar Duitsland bestaat uit produkten van agrarische oorsprong. Daar staat maar weinig agrarische import vanuit West-Duits land tegenover. Ir. J. H. Egberink De grote bijdrage van de agrarische sector aan de Neder landse betalingsbalans is dan ook vooral te danken aan de positieve balans van de agrarische handel met West- Duitsland. Eenzijdig en kwetsbaar De Wetenschappelijke Raad vindt de verhouding indus- trie-landbouw in de handel met West-Duitsland niet gun stig. Door de grote invoer van industriële produkten mist ons land de werkgelegenheid die het produceren van in- dustrieprodukten zou kunnen opleveren. Bovendien ziet de Wetenschappelijke Raad maar beperkte mogelijkhe den om de agrarische export naar West-Duitsland verder op te voeren. De vraag naar agrarische produkten en voe dingsmiddelen neemt niet veel meer toe. Vooral de export van dierlijke produkten zou gaan stagneren. Daar komt bij dat in zijn algemeenheid de Nederlandse export vooral ge richt is op de aan ons land grenzende streken van Duits land. Vooral Nordrhein Westfalen met daarin het Ruhrgebied is belangrijk afzetgebied voor de Nederlandse export. Dit oude industriegebied is echter op z'n retour. De nieuwe groeigebieden in West-Duitsland bevinden zich in Zuid- Duitsland. Vooral in Beieren en Baden Würtemberg ko men veel nieuwe industriële activiteiten van de grond. Vol gens de WRR mist Nederland kansen door zich niet meer op Zuid-Duitsland te richten. Italië en Frankrijk doen dat wel. Deze laatste raadgeving kan ook voor onze agrarische ex port van belang zijn. Het betekent echter wel dat de trans portlijnen langer worden. Bijvoorbeeld bloemenexpor- teurs die zich al op die nieuwe groeimarkten in West- Duitsland richten doen dit dan ook met kwalitatief hoog waardige produkten. Die verschuiving van de economische bedrijvigheid van de oude industriegebieden naar nieuwe zien we niet alleen in West-Duitsland. Frankrijk geeft eenzelfde beeld en ook in de Verenigde Staten is dat het geval. Opmerkelijk is wel dat in alle drie genoemde landen de nieuwe groeicentra zuidelijker liggen dan de oude. Alsof de economische groei de zon opzoekt. Uit de analyse concludeert de WRR dat Nederland in een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 33