pfff» Tuinbouwprodukten uit Frankrijk. vanwege de nog altijd te bereiken geldop- brengsten. Voorts dient het gewas klaar te zijn, zodat het direct na deze lichtarme pe riode beoogst kon worden. De Zuideuropese teeltcentra vormen over het algemeen geen bedreiging voorde Ne derlandse bloemisterij, omdat deze sector in die streken nog niet zo ontwikkeld is. Overige landen De concurrentie uit de overige landen be treft voornamelijk de anjerexporten uit Is raël en Columbia. Exporteerde Israël in 1 970 nog slechts voor Zw. frs. 1 Vi miljoen anjers naar West-Europa, in 1 980 was dat gestegen tot Zw. frs. 86 miljoen. De Co- lumbiaanse anjerexport naar West-Europa ontwikkelde zich op soortgelijke wijze. On danks deze concurrentie wist Nederland de export van anjers nog te verdrievoudi gen tussen 1970 en 1980, voornamelijk vanwege de sterk toenemende vraag. Het seizoen van Nederland loopt van januari tot en met december met de grootste afzet in de zomer. Israël en Columbia leveren vooral tussen november en mei. De grootste botsing van de handelsstro men vindt plaats van maart tot en met mei. Verwacht wordt dat het Israëlische export volume de eerstvolgende jaren zich zal sta biliseren vanwege de gedaalde prijzen voor anjers en de hoge inflatie in Israël. Ook de Columbiaanse anjerproduktie kampt momenteel met stagnatieverschijn selen, omdat de sterk gedaalde anjerprij- zen ook voor veel Columbiaanse produ centen de laatste tijd waarschijnlijk niet kostendekkend zijn. Vermoedelijk zal dan ook van Columbiaanse zijde de concurren tiedruk niet verder toenemen, met name ook, omdat Columbia waarschijnlijk zijn exporten meer en meer op Latijns-Amerika zelf zal richten. Daarnaast vormen de sterk gestegen transportkosten een belemme ring voor de Columbianen. Voor de Nederlandse bloementelers zijn de uitkomsten van de teelt van standaardan jers de laatste jaren eveneens teleurstel lend. Van 1 975 tot 1 980 nam het areaal af van 246 naar 138 ha, waarbij veel telers nog overschakelden op trosanjers. Ontwikkelingen aan de vraagkant Verwacht wordt dat de totale vraag naar glastuinbouwprodukten de komende jaren stabiel zal blijven. Voorts wordt verwacht, dat de consument blijvend meer belang aan kwaliteitsaspecten zal hechten, met name bij de glasgroenten en dat de be langstelling van de kopers niet zal ver schuiven naar laagwaardiger produkten, die goedkoper zijn. Wel lijkt het begrip kwaliteit meer gericht te gaan worden op geur, smaak, zuiverheid en gezondheid en niet alleen maar op de uitwendige eigen schappen, hoewel dat ook van groot be lang blijft. Daarnaast bespeurt men een toenemende belangstelling voor nieuwe produkten en voor bekende produkten bui ten het hoofdseizoen. Een afzwakkende vraag naar traditionele zaken, beschikbaar in het gebruikelijke seizoen en van matige tot zwakke kwaliteit zal daar tegenover staan. De Nederlandse glastuinbouw lijkt goede kansen te hebben om doeltreffend op deze veranderingen in te kunnen spelen vanwege het uitgebreide apparaat voor commerciële en niet-commerciële dienst verlening in de tuinbouw. Dit geldt in min dere mate voor de toenemende vraag naar glastuinbouwprodukten buiten het hoofd seizoen. De zuidelijke teeltcentra lijken hier meer kansen te hebben. Ontwikkelingen bij de handel In de handelskanalen zijn thans geen tech nische of organisatorische veranderingen gaande, hoewel het niet uitgesloten is dat in de Nederlandse afzetstructuur de effi ciency nog wat op te voeren is, vermoede lijk meer bij de arbeidsintensieve bloemen veilingen dan in de groentesector. Voorts lijkt een versterking van de op export ge richte Spaanse afzetstructuur niet onwaar schijnlijk. Daarnaast worden verbeteringen verwacht in de verpakking en de sortering van groenten. Verder zou een toetreding van Spanje tot de EG nog wat specifieke handicaps op handelspolitiek gebied weg nemen. De stijgende energieprijzen en de lange aanvoerroutes naar West-Europa werken echter weer in het nadeel van Spanje. Voor de andere concurrerende landen voorziet men geen noemenswaardige ver beteringen in de afzetstructuur. Ontwikkelingen bij de teelt De concurrentiekracht van Nederland zal enigszins afnemen vanwege de verkleining der ontstane energiekostenverschillen. Hier staat echter tegenover dat de Neder landse glastelers toch nog een relatief ster ke positie hebben vanwege de op de tuin bouw gespecialiseerde infrastructuur. Hierdoor is het op veel bedrijven mogelijk energiebesparende maatregelen te treffen en om voortdurend produktiviteitsverbete- ringen te realiseren in de teelt van de plan ten en de verzorging ervan. Grotere concurrentiedruk Bovengeschetste veranderingen zullen vermoedelijk een grotere concurrentiedruk in heel Europa tot gevolg hebben. Dit zal tot een intensievere produktie leiden en tot grotere oogsten per hectare. De volgende jaren zullen zodoende een aanpassingsproces te zien geven. Het is niet te vermijden, dat dit ook in Nederland zal plaats vinden. Het rapport geeft aan dat de concurrentiekracht van de Nederlandse glastuinbouw zodanig is, dat de toekomst van de sector na het aanpassingsproces met vertrouwen tegemoet kan worden ge zien. II

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 23