Ook de bestuurder
en toezichthouder
aansprakelijk?
Op het artikel onder deze titel, verschenen in de juni/juli
aflevering, kwam een aantal reacties binnen. Deze zijn
aanleiding om op een paar aspecten wat dieper in te
gaan.
Voorop moet gesteld worden
dat met het artikel werd
beoogd beheerders van
rechtspersonen inzicht te
verschaffen in hun juridische
positie. De behoefte hieraan is
alom meer voelbaar. De
achtergrond voor deze behoefte
is ongetwijfeld gelegen in de
aandacht die publiciteitsmedia
in deze tijd van talrijke
déconfitures schenken aan
beweerde wantoestanden en
onregelmatigheden bij
bepaalde rechtspersonen en
het feit dat werknemers en
crediteuren hiervan in groten
getale het slachtoffer zijn. Het
misbruik maken van
rechtspersonen heeft ook de
aandacht van de wetgever.
11
De gekozen oplossingen liggen voor
een deel in het creëren van een
hoofdelijke aansprakelijkheid van
beheerders van rechtspersonen.
Ondanks de grote aandacht voor het mis
bruik maken van rechtspersonen is er ech
ter geen reden om dus maar te conclude-
Mr. J. J. H. van Boxtel
Juridische en
Fiscale Dienst
ren dat alle beheerders van rechtsperso
nen per definitie booswichten zijn die daar
om steeds hoofdelijk aansprakelijk dienen
te zijn. Dit zou een grote miskenning zijn
van de goede verdiensten van talrijke be
heerders van rechtspersonen. En deze vor
men de overgrote meerderheid. Deze be
heerders hoeven niet te vervallen tot een
angstpsychose.
Een bepaalde reactie uit de organisatie
spitste het onderwerp toe op de bestuurs
structuur bij de centrale bank. Hier is spra
ke van een bestuur dat is verdeeld in twee
organen: de Raad van Beheer en de Hoofd
directie, een situatie die ogenschijnlijk niet
elders voorkomt. Hoe staat het hier met de
privé-aansprakelijkheid?
Men zal het de jurist niet euvel duiden, in
dien hij bij de beantwoording van deze
vraag abstraheert van het concrete geval
en de zaak in een meer algemeen kader
plaatst.
In werkelijkheid komt een bestuursstruc
tuur, die de situatie bij de centrale bank
dicht benadert, veelvuldig voor. Er zijn tal
rijke verenigingen en ook stichtingen van
enige omvang die de bestuurstaak verde
len over twee organen: een algemeen be
stuur en een dagelijks bestuur (de leden
van laatstgenoemde colleges zijn veelal
ook lid van het algemeen bestuur, doch dit
is voor de probleemstelling niet relevant).
Het algemeen bestuur heeft dan bij de sta
tuten taken toebedeeld gekregen welke
het kader van het algemeen beleid betref
fen en voorts taken in de sfeer van zeer be
langrijke of specifieke bestuursbesluiten.
Het dagelijks bestuur heeft statutaire taken
welke meer liggen in de sfeer van de prakti
sche uitvoering, respectievelijk overige ta
ken. Bij de verdeling van de bestuurstaken
over twee organen houden beide zich met
bestuur bezig, zodat de eventuele aanspra
kelijkheid van de bestuurders privé voor le
den uit beide organen onder bepaalde om
standigheden actueel is.
Nu moet aandacht besteed worden aan
een aspect dat in eerder genoemd artikel
nauwelijks uit de verf is gekomen: zijn alle
bestuurders hoofdelijk aansprakelijk in
dien de laakbare handeling is gepleegd
door één of enkele bestuurders? Een volle
dig inzicht in deze probleemstelling is in
kort bestek niet te geven. Vandaar een
richtingbepaling.
Bij aansprakelijkheid tegenover een derde
(externe aansprakelijkheid) ligt de oplos
sing in de vraag, of de individuele bestuur
ders persoonlijk verwijtbaar hebben ge
handeld. De derde zal hier het bewijs moe
ten leveren en iedere bestuurder zal voor
hem geldende verweermiddelen kunnen
aanwenden. Het is aan de rechter ter be
slissing welke verweermiddelen doorslag
gevend zijn. De derde zit hier met bewijs-
problemen.
Bij aansprakelijkheid tegenover de rechts
persoon (interne aansprakelijkheid) is de
situatie anders. Hier dient de rechtsper
soon te bewijzen dat het bestuur de hem
opgedragen taak van besturen niet be
hoorlijk heeft vervuld. Slaagt dit bewijs,
hetgeen eenvoudiger is nu het een interne
aangelegenheid betreft, dan zijn de be
stuurders hoofdelijk aansprakelijk voor de
schade die de rechtspersoon heeft gele
den. Echter, iedere bestuurder voor zich
heeft de mogelijkheid te bewijzen dat de
tekortkoming niet aan hem te wijten is en
dat hij niet nalatig is geweest in het treffen
van maatregelen om de gevolgen daarvan
af te wenden.
Hier is sprake van een omkering van de be
wijslast: van hoofdelijke aansprakelijkheid
van alle bestuurders wordt uitgegaan,
doch de individuele bestuurder kan trach
ten zijn onschuld aan te tonen. (Bij de N.V.
en de B.V. geldt dit systeem ook inzake de
balansaansprakelijkheid van bestuurders
tegenover derden).
Hoofdelijke aansprakelijkheid van alle be
stuurders tegenover de rechtspersoon als
uitgangspunt lijkt juist, omdat de be
stuurstaak een zaak is van alle bestuursle
den samen. Dit geldt met name m.b.t. de
beleidsbepaling. Bij de uitvoering van het
beleid kan dit anders liggen. Dan is er veel
al sprake van splitsing van taken. Heeft de
tekortkoming zich in de sfeer van de uit
voering voorgedaan, dan is het niet onaan
nemelijk dat de rechter de tekortkoming
niet toerekent aan het algemeen bestuur,
maar aan de leden van het dagelijks be
stuur. De omstandigheden blijven wel van
belang, zoals de aanwezigheid van een
controlekader of een rapporteringssy
steem zodat indien gewenst kan worden
ingegrepen.
Heeft een hoofdelijk aansprakelijke be
stuurder de schade aan de rechtspersoon
voldaan, dan kan hij regres uitoefenen op
medebestuurders die eveneens zijn tekort
geschoten. Hierbij wordt rekening gehou
den met de mate van verwijtbaarheid die
voor ieder persoonlijk geldt.