Is 'sharecropping' eigen aan de coöperatie? nemingen die in stand worden gehouden door een vennootschap (NV of BV). Aan de coöperatieve vereniging heb ik toen geen aandacht besteed, enerzijds vanwege haar andersoortigheid, anderzijds vanwege de beperking die men zich nu eenmaal moet stellen. Graag maak ik gebruik van deze gelegenheid om die lacune enigszins op te heffen. Uiteraard heb ik daarbij met name de Ra- bobankorganisatie voor ogen. De coöperatie in vergelijking met de vennootschap De coöperatieve vereniging is verschillend van de vennootschap. Enigszins zwart wit geschilderd: de vennootschap is een kapi taalsassociatie en de coöperatie is een ver eniging van personen. Zwart-wit, aangezien geen vennootschap (zelfs geen lege) denkbaar is zonder acte rende personen, en geen coöperatie zon der werkzaam kapitaal. Eén en ander brengt met zich mee dat de positie van de aandeelhouder verschilt van die van het lid, alhoewel ook hier grijze vlakken herken baar zijn. Immers, zowel aandeelhouders als leden zijn in beginsel bevoegd tot be noeming en ontslag van bestuurders; zo wel aandeelhouders als leden bepalen in beginsel het beleid (of verlenen goedkeu ring), en zij zijn in beginsel aansprakelijk voor geleden verliezen. Niettemin berust deze overeenstemming op een fundamen teel verschillende grondslag voor wat be treft hun betrokkenheid; bij de aandeel houder is deze gebaseerd op een waarde papier, bij het lid op zijn persoonlijk belang (of dat van zijn bedrijf). Dit onderscheid is met name ook van belang bij eventuele beëindiging van de relatie. In beginsel is de mobiliteit van het lid van een coöperatie gering. Ontwikkelingen op het coöperatieve vlak Ondanks het verschil in uitgangspunt heb ben zich naar mijn opvatting ook binnen de coöperatieve wereld ontwikkelingen vol trokken die aanrakingspunten hebben met de hiervoor beschreven evolutie in ven- nootschapsland. De oorsprong van de coöperatie ligt in de constituering door haar leden, die daarme de een gezamenlijk verlengstuk van hun in dividuele bedrijfsuitoefening creëren, één en ander ter bevordering van de ontwikke ling van hun economische positie. Zo zijn bijna negentig jaar geleden de coöperatie ve banken opgericht om het financiële ka der te scheppen voor ontplooiingsmoge lijkheden in de agrarische sector. Dat ge beurde veelal in de beslotenheid van een lokaal territorium, waarbij sprake was van een hechte ledenbinding. Lusten en lasten werden in beperkte kring genoten en ge dragen. Zulke coöperaties bestaan van daag van de dag nog! Niet ontkend kan evenwel worden, dat door verschijnselen als schaalvergroting, branchevervaging en professionalisering sommige coöperatieve bedrijven - zo goed als andere bedrijven - een zekere verzelfstandiging en daarmee een zekere institutionalisering te zien hebben gege ven. De technische en vakmatige deskun digheid heeft zich geleidelijk aan gecon centreerd bij de managers en bij de em ployés. Het zou niet anders hebben ge kund. De coöperatie maakt immers deel uit van een maatschappij in beweging, een beweging waar ze mede vorm aan geeft. Met name in dat laatste is een verantwoor delijke taak gelegen, die om een zorgvuldi ge uitoefening vraagt. Die taakvervulling zal enerzijds afgestemd moeten zijn op steeds weer veranderende maatschappelijke verhoudingen, maar zal anderzijds moeten worden gekenmerkt door iets eigens, iets wat specifiek is voor de coöperatie. De inhoud van dat specifie ke ligt verankerd in grondbeginselen als eendracht, samenwerking en democratie. De vorm van dat specifieke lijkt echter evenzeer aan verandering onderhevig. Het gaat ook daarbij om de combinatie van twee dingen: - in de pas lopen met de maatschappelijke ontwikkeling, zoals op het terrein van medezeggenschap, inzake de verhou dingen tot concurrenten, internationali sering, enzovoorts. - inspelen op ontwikkelingen die voort vloeien uit de organisatie zelve, zoals versmalling van de ledenbetrokkenheid tot een kleinere groep, gedeeltelijke ver vaging van de relatie tussen lid en cliënt, geleidelijke erosie van de aansprakelijk heid, schaalveranderingen, enzovoorts. Door deze ontwikkelingsgang heeft de ver lengstukgedachte aan betekenis ingeboet. Voor particuliere cliënten geldt dat zonder meer, maar ook zakelijke relaties lijken over meer mobiliteit te kunnen beschikken dan vroeger het geval was. Wat is het eigene van de coöperatie in de toekomst? Waarin zou dan in de toekomst dat eigene van de coöperatieve vereniging kunnen be staan? Uiteraard in vormen die recht doen aan de grondbeginselen van eendracht, samen werking en democratie. Die beginselen lijken zich niet alleen uit te strekken tot de leden, maar tot alle betrok kenen die het belang van de coöperatie dienen, dat is inclusief het management en de employés. Het belang van de leden staat daarbij voor op, maar staat niet op zichzelf, aangezien het is ingesloten in het belang van een ge zonde coöperatieve sector, die haar le vensvatbaarheid behoudt en versterkt naast en tegenover de vennootschappelij ke sector. Het gaat bij dit alles niet om een gekunstel de osmose van belangentegenstellingen (die er natuurlijk ook wel zijn en die best kunnen blijven bestaan), maar om het sa menbrengen van die intenties die als ge meenschappelijk worden ervaren. Dat zal moeten doorschijnen in de besluit vormingsstructuur, in de verantwoordelijk heden en in de aansprakelijkheden. Hiervóór heb ik gesproken over 'share cropping'. Mij dunkt dat dit begrip bij uitstek de coö peratieve gedachte typeert: samen aan iets werken, samen instaan voor het resultaat, ook als het slecht is. Aanvaarding van risi co's en daarmee van aansprakelijkheid lijkt me een wezenlijk coöperatief attribuut. Jammer dat dit begrip wat aan het verflau wen is. Om maar eens ietste noemen: zou werkne mersaansprakelijkheid tot een begrensd bedrag niet passen in de hierboven om schreven gedachtengang? Een idee dat naar mijn smaak serieuze overweging ver dient. De maatschappelijke ontwikkeling gaat in de richting van formalisering van werknemersparticipatie. Ligt er in de de mocratische traditie van de coöperatie niet een kans om hier iets 'eigens' te doen, waar vennootschappen uit de aard van hun op zet immers over een achterstand lijken te beschikken? Biedt de in studie zijnde wetgeving inzake het structuurregime voor grote coöpera ties geen mogelijkheid om aan de samen- werkingsgedachte opnieuw gestalte te ge ven? Het zijn zo maar wat ideeén die al schrij vend bij mij opkomen. Ik ben mij ervan be wust dat de ideeën hooguit deel kunnen uitmaken van een rijpingsproces, van een bezinning over de coöperatie van de toe komst. Tot dit laatste behoort zonder twijfel de heel eigen en van ouds beproefde vorm van coöpereren binnen en tussen zelfwerk zame banken, zoals die in de Rabobankor- ganisatie gestalte heeft gevonden. Want dit is misschien nog wel het meest 'eigene' waarover de Rabobankorganisatie be schikt.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 10