de commissie vorig jaar met haar COR-
voorstel. Zij vreesde, dat door het naast el
kaar werken van zo 'n 200 ondernemingsra
den de eenheid in ons sociaal beleid snel zou
verdwijnen en er grote disharmonie zou ont
staan. Die vrees bleek echter niet gedeeld te
worden vanuit kringen en de Centrale
Kringvergadering. Want, zo redeneerde
men daar, onze huidige harmonie hebben
we toch ook langs de weg van 'overleg en
advisering' bereikt. We hoeven daar toch
geen COR-systeem voor in te voeren, met
statutenwijziging en al, waardoor de auto
nomie van de banken op sociaal terrein veld
inruimt voor een 'bestuurder' van Rabo
bank Nederland, die samen met zo'n COR
voortaan alles bedisselt. Het kwam er op
neer, dat onze organisatie wel de medezeg
genschap aanvaardde, maar de voorgestel
de vormgeving daarvan op centraal niveau
voorshands afwees. De commissie moest
nog maar eens kijken cf het niet anders kon,
zonodig een beetje losser van de wet, die
trouwens in ons geval een COR niet voor
schrijft. Probeer maar een oplossing te vin
den, die meer bij de aard van onze organisa
tie past.
Laat ik het voorzichtig maar vrijmoe
dig zeggen: ik denk, dat de commis
sie daarin is geslaagd. Ze heeft haar
vroegere COR-voorstel - dat trouwens in
het rapport nog op een paar belangrijke pun
ten wordt toegelicht - nu laten volgen door
een ander voorstel, dat naar mijn idee de
meesten onzer zai aanspreken. Zie dat nieu
we voorstel overigens niet als een simpel al
ternatief voor het vorige. Op de hoorzittin
gen is er met enig recht op gewezen, dat het
strikt genomen geen alternatief vormt voor
een wettelijke COR, doch een los daarvan
staande 'eigenformule betekent.
Het aanknopingspunt vond de commissie in
de ASBR (Adviescommissie Sociaal Be
leid Rabobanken). De ASBR heeft uitste
kend gewerkt en mee door haar zijn we erin
geslaagd, dat er door de hele organisatie
heen in de praktijk een grote mate van har
monie in het sociale beleid is ontstaan. De
plaatselijke banken plegen immers de door
de ASBR geïnspireerde adviezen van de
Raad van Beheer nagenoeg altijd onveran
derd op te volgen. Langs de weg van overleg
en advies is er aldus een zekere 'sturingbe
werkstelligd op basis van vrijwilligheid, zon
der aantasting van bevoegdheden van
plaatselijke banken en ondernemingsraden.
De commissie zegt het wel niet nadrukke
lijk, maar ze lijkt er mij van overtuigd, dat wij
met dat soort sturing via een 'adviescollege'
evenveel kunnen bereiken als meteen COR.
Ik zelf zou haast willen zeggen 'misschien
nog we! meer'. Maar dan moet we! aan en
kele voorwaarden worden voldaan.
Het rapport noemt er een paar: zo 'n advies
college moet een zodanig gezag hebben, dat
de banken de adviezen opvolgen. Ook de
medewerkers, met name die van banken
met ondernemingsraden - en uiteraard die
ondernemingsraden zelf - moeten mee wil
len werken. Niet alleen bij de verkiezing van
de leden van het adviescollege, maar ook bij
het zich aansluiten aan de uitgebrachte ad
viezen. Want zo'n adviescollege werkt niet
op en formeel juridische grondslag zoals een
COR. Wie haar advies opvolgt, doet dat vrij
willig, in laatste instantie omdat hij ze ver
trouwt en weet dat ze in gedegen overleg tot
stand zijn gekomen.
Is dat een nadeelNee, zegt de commissie.
Want een dergelijke vrijwillige samenwer
king is een 'materieel wezenskenmerken de
Rabobankorganisatie. Het rapport wijst dan
ook - mijns inziens overtuigend - op het
zeer zware gewicht dat door hoofddirectie
en Raad van Beheer aan 'adviezen'van Cen
trale Kringvergadering en ASBR wordt toe
gekend. Zelden of nooit is het voorgekomen,
dat een besluit van zo'n advies afweekI
Verwacht mag worden, dat dat ook
niet zal overkomen aan de 'Centrale
Adviesraad Arbeidsaangelegenhe-
den Rabobankorganisatie'. Die naam stelt
het rapport voor aan het advies- en overleg-
college te geven. Ik kort het op eigen houtje
maar af tot 'CAAR'.
Let op, die CAAR geeft adviezen op het hele
terrein in het sociale beleid, uitdrukkelijk ook
voor de sociale aspecten van het algemene
bedrijfsbeleid. Ook Rabobank Nederland
valt onder haar werkterrein. Een en ander
echter wel voor zover het zaken van de hele
organisatie betreft. Dat zou bij een COR net
zo zijn, maar vergeleken bij de ASBR krijgt
de CAAR veel meer invloed. In een regle
ment zullen de rechtspositie van de leden en
de bevoegdheden van de CAAR worden
vastgelegd. Het rapport pleit er voor dat de
adviezen openbaar zullen zijn binnen de or
ganisatie.
En dan het lidmaatschap. Het rapport gaat
daar breed op in, bevat misschien niet in alle
opzichten volledig uitgewerkte oplossingen,
maar geeft toch nuttige aanwijzingen,
waarover straks zonodig doorgepraat kan
worden. Vast staat dat de CAAR zo repre
sentatief mogelijk moet zijn, het is immers
een overlegcollege. Daarom moet hij echter
ook weer niet te omvangrijk zijn: maximaal
25 a 30 leden. Een paritaire samenstelling
uit werkgevers- en werknemersleden acht
de commissie geen noodzaak. Juist omdat
het om hoor en wederhoor en onderling ver
trouwen gaat, kunnen er van de laatsten
best meer zijn dan van de eersten. Dat is ook
praktisch, omdat er anders wel 40 leden
zouden moeten zijn.
Met de werkgeversvertegenwoordigers is
de commissie gauw klaar. Ze stelt de huidi
ge 'Stuurgroep CAO' voor, uitgebreid tot
vier leden van bestuurscolleges van onze
banken en twee bankdirecteuren, in totaal
dus 6 zetels. Ook met de voorzitter van de
CAAR geen moeilijkheid: de voorzitter van
de Raad van Beheer is daarvoor de aange
wezen man.
Dan komt het werknemerselement
aan de beurt. Als daartoe 22 zetels
bestemd worden en de Onderne
mingsraad van Rabobank Nederland kri/gt
er vier toegewezen, blijven er 18 over om te
bezetten door het personeel van de aange
sloten banken. Maar het is 'een verre van
eenvoudige opgave een evenwichtige verte
genwoordiging van het werknemersele
ment te krijgenDie 18 leden moeten repre
sentatief zijn en je moet ook nog rekening
houden met banken die wel en die geen ei
gen OR hebben. De leden moeten zich ge
dragen weten door degenen die zij verte
genwoordigen. 'Achterbannoemt het rap
port dat; een term waar mijn oud-leraar dr.
Hendrik Algra van gruwde. Terecht, maar
we begrijpen het wel.
Het is mijns inziens heel belangrijk dat we er
in slagen op dit punt een aanvaardbare op
lossing te vinden. Het rapport doet er in ieder
geval een goede handreiking voor: er zijn
negen regio's, dus er zouden twee werkne
mersleden per regio kunnen komen, geko
zen uit en door regionale commissies. Dit is
een van die punten, die straks bij de uitwer
king misschien nog wel wat gesprek- en
overlegstof kunnen geven, maar op een ge
geven ogenblik zal toch een knoop doorge
hakt moeten worden.
Hoopvol en zeer verheugend is, dat op de
hoorzittingen het nieuwe voorstel welwil
lend, althans niet afwijzend tegemoet werd
getreden. De VPR, evenals de Onderne
mingsraad van Rabobank Nederland en de
'SOR' (samenwerkende ondernemingsra
den van Rabobanken) blijven weliswaar de
voorkeur geven aan een COR, maar het ziet
er naar uit dat zij als goede 'Rabomensen
willen meehelpen om de 'eigen weg' de
kans te geven.
Het zit erin, dat we dat gaan doen en mijns
inziens ook, dat we er heel ver mee komen.
HoeverDat is afwachten. Na een jaar of
vier, vijf ervaring kun je de resultaten op een
rijtje zetten en de zaak zonodig nog eens be
kijken. De 'eigen-weg'-methode is in ieder
geval het serieus proberen waard!
JRH