Een agrarisch jaar in cijfers C\ ff/// ff// /fftaêJ/f7 Eind juni heeft het Landbouw Economisch Instituut (LEI) zijn jaarlijkse bericht over de land- en tuinbouw gepresenteerd. Zoals ieder jaar wordt daarin het reilen en zeilen van de agrarische bedrijvigheid aangegeven. Dit jaar kon het LEI gunstige berichten naar buiten brengen. De financiële opbrengsten zijn in het boekjaar mei 1981-mei 1982 over het geheel genomen meer gestegen dan de kosten. Daardoor kon een behoorlijke verbetering van de in komens bereikt worden. Dat gold niet voor alle takken van land- en tuinbouw. Ir. J. H. Egberink De glastuinbouw en daarbij met name de bloementeelt, ondervindt de gevolgen van prijsstijgingen van energie, terwijl de markt onder druk is gekomen. Landbouw beter, tuinbouw terug Ondanks de betere resultaten op de meeste agrarische be drijven, is er nog steeds een gat tussen kosten en opbreng sten. Daardoor is eronvoldoende beschikbaarom alle pro- duktiefactoren, dus de arbeid, de grond en het overige ver mogen, een redelijke beloning te geven. Het LEI berekent dit op 78% van wat het zou moeten zijn. Maar er is wel een duidelijke verbetering ten opzichte van het vorige jaar toen een cijfer van 60% werd bere kend. Dit beloningscijfer wordt door economen de verhou ding tussen de factor opbrengsten en de factor kosten ge noemd. Voor de tuinbouw lag dit cijfer in 1 981 ook tussen 75 en 80%. Maar daar werd in 1980 nog 84% berekend. Deze verschillen in ontwikkeling tussen tuinbouw en land bouw komen ook tot uiting in de besparingen van de be- We hadden geloot en ik was de eerlijke winnaar. Dat bete kende dat ik in het weekend het molenboek mocht uitknip pen en in elkaar plakken voor op de balie. Wie nu vindt dat ik mijn vrije tijd besteed aan kinderlijke pietluttigheden heeft volkomen gelijk, maar ik vind het leuk om van tijd tot tijd eens iets anders te doen en ik ben boven dien eigenwijs genoeg om ervan overtuigd te zijn dat ik dat plakken en knippen wat netter doe dan de anderen, ik geef wei toe dat het eigenlijk geen werk is voor directeu ren. Maar we zijn ten slotte nog steeds werknemer volgens de statuten en als ik zo om me heen kijk zouden we er ver standig aan doen het nog even zo te laten tot we in de Kon- dratieffse roetsbaan weer omhoog suizen. Nu kun je bij een erg lastige zaak altijd nog met onschuldig gezicht opmerken, dat je ook maar een arme werknemer bent. Maar werknemer of niet, voor de wereld buiten ben je de bankdirecteur. En groot of klein maakt weinig uit, want je krijgt toch dezelfde vragen te beantwoorden. Bij de grote worden die meestal gesteld door slimme redacteuren van kranten en radio en bij de kleintjes door niet minder slimme cliënten. Ais vroeger onze plaatselijke geneesheer in sombere ogen blikken klaagde over het feit dat hij overal consult moest ge ven, vond ik hem maar een aansteller. Vandaag de dag weet ik beter: op straat, bij de kapper, tijdens schaarse ogenblik ken aan de plaatselijke tap, overal wordt ik aangesproken over het zilver of het goud, over de dollar of de rente: gaan ze omhoog, gaan ze omlaag, doen ze dit, doen ze dat? Kortom elke dag is het raak en de dienstverlening eist nog een verstandig antwoord ook. Het is tegenwoordig dus zaak om voor het openen van de bank eerst alle ochtendbladen degelijk door te nemen om enigszins gewapend te zijn tegen mogelijke catastrofes. ik denk dat je trouwens niet alleen moet oppassen met wat je zegt, maar zelfs met wat je draagt. Zo is er immers een kleur, die ais zij in verband wordt ge bracht met het bankwezen, onmiddellijk tot grove misver standen leidt. Ik noem hier geen naam, maar het is de kleur die zich aan het laagste einde van het zichtbare spectrum vertoont op een golflengte van 6270 tot 7800 Angström. De kleur dus van de liefde, van linkse idealen, van kerkelijke feesten, van schaamte en drankneuzen. Gegarandeerd dat als ik op een ochtend naar de bank wan del met een stropdas van die kleur, prompt iemand weet te vertellen dat ik een kostuum droeg in die tint. Dat wordt na driemaal doorvertellen uiteraard helemaal verkeerd begre pen en zou ermee kunnen eindigen dat binnen de kortst mo gelijke tijd een groot deel van de plaatselijke bevolking voor de deur te hoop loopt, omdat men heeft gehoord dat de eens zo solvabele bank thans in de betreffende kleur staat en men onmiddellijk wenst te beschikken over deposito 's en spaar- saldi. Goed, het bovenstaande is wat overdreven, maar toch was de sfeer op de algemene vergadering deze keer op bepaalde momenten iets onbehaaglijker dan anders. Er werden wat pinnige vragen gesteld over pandbrieven en zo. En sommigen wisten daarbij een intonatie in hun stem te leggen, alsof ik een intieme relatie was van de heren Sindo- na en Calvi. Gelukkig werkte het bestuur mee en kende ik de juiste ant woorden. De aanwezige leden bleken derhalve bereid om na afloop van het officiële gedeelte enkele consumpties te nut tigen ten laste van de bank zonder dat dit alsnog leidde tot lastige vragen over de liquiditeitspositie. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 32