De keuze tussen inkomenspolitiek
en bezuinigingen
gen noodzakelijk zijn, berusten dan ook op
de veronderstelling dat de koers van de
gulden nooit en te nimmer reageert, ook al
drukt de inkomenspolitiek de lonen met
10-20% naar beneden. De recente wissel
koersaanpassingen in de EMS laten echter
zien dat wisselkoersen wel degelijk reage
ren op verschillen in het tempo van de in
flatie. Het zijn de landen met een relatief la
ge inflatie, zoals Duitsland en Nederland,
die hun valuta's zien appreciëren. Niemand
kan toekomstige mutaties in wisselkoer
sen voorspellen, maar een veilige veron
derstelling is toch dat wisselkoersen op de
wat langere termijn grofweg gehoorzamen
aan de wet van relatieve koopkrachtpari
teit: ieder procent extra inflatie ten opzich
te van het buitenland slaat neer in 1 extra
devaluatie van de munteenheid en vice ver
sa. Het is waar dat de wisselkoersen op
vallend stabiel bleven tijdens de beginpe
riodevan het EMS, maardaarwaseen spe
ciale oorzaak voor, namelijk de tweede
oliecrisis van 1 979-80 die voor Duitsland
(denk aan de 'Grünen') harder aankwam
dan in Frankrijk (vérgevorderd met de
bouw van atoomcentrales) en zo het nor
male inflatieverschil tussen Duitsland en
Frankrijk compenseerde. Gelet op de meer
normale ontwikkeling van het laatste jaar,
waarbij de koersen zich regelmatig aan
passen aan de verschillen in inflatie, ge
tuigt het van een roekeloos optimisme om
aan te nemen dat Nederland een kabinet
speriode lang de lonen zou kunnen mati
gen zonder dat de wisselkoers van de gul
den daar op reageert. Natuurlijk is elke ver
betering van de concurrentiepositie gun
stig voor de Nederlandse economie, maar
er is jammer genoeg geen garantie dat een
jarenlang volgehouden inkomenspolitiek
neerslaat in een kostenvoordeel op de in
ternationale markt. Waarschijnlijker lijkt
het dat de gulden naar verhouding appre
cieert, zodat de vakbeweging voor niets
monddood is gemaakt.
Te groot risico
Dat is de les van de frequente veranderin
gen in het EMS gedurende de afgelopen
maanden: een oriëntatie van de economi
sche politiek op jarenlange matiging in de
nominale loonstijging bij instandhouden
van de huidige collectieve sector houdt een
te groot risico in dat appreciatie van de gul
den alle geboekte winst annuleert. Res
teert de alternatieve oriëntatie op krachtige
besparingen in de collectieve sector. Het
doel van de economische politiek is dan
om binnen het totaal van de nationale be
stedingen een verschuiving te bereiken van
consumptie en overheidsbestedingen naar
investeringen en export. De ene helft van
zo'n operatie heeft de overheid in eigen
hand: als de politici in Den Haag de moed
kunnen opbrengen, zullen de collectieve
uitgaven volgens plan afnemen.
Voor de resterende 50% is een verschui
ving binnen het totaal van de nationale be
stedingen echter afhankelijk van de reactie
van het bedrijfsleven. Het is niet deTweede
Kamer die kan beslissen over een toename
van de investeringen en de export; dat
hangt af van de mogelijkheden die de on
dernemers zien. Waar het dus om gaat is
om tegelijk met de besparingen in de col
lectieve sector een zodanige politiek te
voeren dat tegenover de verminderde be
stedingsmogelijkheden van de consumen
ten een accres staat van de binnenlandse
vraag naar investeringsgoederen en de
buitenlandse vraag naar Nederlandse pro-
dukten. Wanneer dat inderdaad het geval
is, dan hoeft geen angst te bestaan voor
'vraaguitval'; detotale nationale vraag naar
goederen en diensten blijft dan immers op
peil, alleen is binnen het totaal met succes
een verschuiving opgetreden van con
sumptie en collectieve bestedingen naar
investeringen en export.
Nu hangen investeringen met name af van
de huidige en verwachte toekomstige be
lastingdruk, terwijl voor de export vooral
de verhouding tussen de Nederlandse en
buitenlandse loonkosten van belang is. Se
rieuze besparingen in de collectieve sector
kunnen hiervoor gedurig goed nieuws zor
gen.
Bij lagere collectieve uitgaven horen im
mers lagere belastingen en lagere sociale
premies en die verbeteren de rendementen
en de concurrentiepositie. Waar het om
gaat is dat de besparingen in de collectieve
sector een permanent karakter hebben, zo
dat ook de consequenties voor de belas
tingdruk en de sociale premiedruk van blij
vende aard zijn.
Het is gemakkelijk genoeg om belastingen
en sociale premies tijdelijkte drukken, bijv.
door overheidsuitgaven naar een volgend
begrotingsjaar uit te stellen of de reserves
van een sociaal fonds aan te spreken. Van
zulke trucs kan men geen gunstig effect
verwachten op investeringen en export.
Een ondernemer gaat aan uitbreiding den
ken zodra hij optimistischer wordt over be
lastingdruk en sociale premies tijdens de
gehele levensduur van het investerings
project. Een blijvende verlaging in de be
lastingen en de sociale premies is dus rele
vant, maar tijdelijke trucs met de over
heidsuitgaven of het financieringstekort
spelen geen rol in de calculaties van de
ondernemers, die immers op de lange ter
mijn opereren.
Serieuze besparingen in de collectieve
sector hebben automatisch gunstige ge
volgen voor de huidige en toekomstige be
lastingdruk. Onze berekeningen laten bo
vendien zien dat het renteverschil met het
buitenland ook permanent lager kan wor
den wanneer de overheid erin slaagt haar
eigen financiële huishouding te saneren.
Daarmee neemt de kans toe dat tegenover
de besparingen in de collectieve sector en
daarmee de verminderde koopkracht van
ambtenaren, uitkeringstrekkers etc. snel
een toename kan komen te staan van de
uitgaven aan machines en andere investe
ringsgoederen. De totale koopkracht van
consumenten plus ondernemers blijft dan
zo goed als intakt, zodat de economie niet
eerst door een nog dieper dal moet maar
vrijwel direct weer kan gaan groeien.
Conclusie
De toegenomen frequentie van wissel
koersaanpassingen binnen het EMS heeft
de praktijk weer een stuk nader tot de theo
rie gebracht, die stelt dat een lage inflatie
in het algemeen samengaat met een ap
preciërende valuta. Daarmee vervalt naar
mijn mening de strategie om via jarenlange
matiging van de nominale loonstijging te
mikken op een zó omvangrijke verbetering
van de concurrentiepositie dat toegeno
men exporten onze economie kunnen red
den. Daarmee resteert als enige serieuze
alternatieve strategie de optie van bespa
ringen in de collectieve sector. Nu kan de
overheid wel haar eigen bestedingen ver
minderen, maar de regering kan niet ga
randeren dat de ondernemers dan ook
meer gaan investeren en exporteren. Uit
nieuwe berekeningen in mijn vakgroep
blijkt dat een minder explosieve groei van
de staatsschuld direct een permanent gun
stig effect heeft op het renteverschil met
het buitenland. Bij een lagere rente stijgt
de kans dat zonder tijdelijk inzakken van de
totale vraag een verschuiving kan optreden
van consumptie en overheidsbestedingen
naar investeringen en export. De recente
ontwikkelingen hebben daarom niet alleen
de ene strategie - die van jarenlange loon
matiging - afgesneden. Ons vergelijkend
onderzoek naar de ontwikkeling in Neder
land en andere westerse landen heeft te
gelijkertijd aangetoond dat serieuze be
sparingen in de collectieve sector wel de
gelijk de verwachte winstgevendheid van
nieuwe investeringen belangrijk kunnen
beïnvloeden. Van de twee mogelijke oriën
taties voor de economische politiek, loon
matiging en bezuinigingen, is nu de keuze
voor omvangrijke besparingen in de collec
tieve sector het minst riskant.