Van Ogtrop: de bankier Van der Linden: de organisatieman Sonnenschein: de organiseerder Afscheid in drievoud bekend trekje van Van Ogtrop: hij doet be scheiden over zichzelf. Hij vindt onze op merking erg vriendelijk, maar zegt zelf, dat er ook wel mensen zullen zijn geweest die hem te eigenwijs vonden en meenden dat hij te veel zijn zin wilde doordrijven. Op onze beurt zijn wij zo eigenwijs, dat we menen dat dit laatste misschien toch wel heel goed is geweest. Want Van Ogtrop heeft het bankieren, met name kredietver- lenen, in de toppen van zijn vingers. 'Ja, de echte bankier bestaat zeker,' zegt hij op onze vraag. 'Het vak vraagt niet al leen deskundigheid maar toch ook wel een instinctief aanvoelen. Je krijgt rapporten en een hele hoop cijfers, maar het werkelij ke verschil tussen ja of neen op een kre- dietvraag is of je in een bepaalde onderne ming iets ziet, of je het bedrijf al dan niet le vensvatbaar acht. Daar ligt de kern van het bankier zijn. Dat is vergeleken met vroeger bij ons ook veel meer naar voren gekomen. In die inmiddels oude voorbije tijd keek je alleen naar de zekerheid. Als die er was hoefde je je nergens druk over te maken. Men noemde dat wel het 'twee op drie'- systeem twee krediet ten opzichte van drie zekerheid. In die geëikte houding van ons bankieren is wel een enorme verandering gekomen!' Met instemming haakt Van Ogtrop in op een uitspraak van een concurrerend ban kier: 'Ik heb wel eens spijt gehad dat ik 'ja' zei op een bepaalde kredietaanvraag, maar ik geloof niet, dat ik ooit spijt heb gehad van een 'nee'. Vroeger hoefde je weinig nee te verkopen, want de economische management. Momenteel moeten we m i. veel aan de opleiding doen en aan het leren omgaan met ondernemingsraden. Telkens komen er weer andere dingen op de prop pen. Ik zie daarin geen principieel verschil met 25 jaren geleden. Tegenwoordig is er een moeilijke tijd, er moeten in zo'n grote organisatie als de onze 'toegevoegde re gels' zijn. Maar ook 25 jaar geleden moest je een bank wel eens bij de kraag vatten en in het gelid zetten. Echter, doe dat wel al tijd met inachtneming van ons beginsel van de maximale zelfwerkzaamheid van de banken. Wie van onze banken allemaal bij kantoren zou willen maken, zou onze orga nisatiestructuur volkomen op de kop moe ten zetten, met alle nadelen daarvan. Daar ligt juist ons onderscheid met de handels banken!' Zulke dingen liggen Van der Linden na aan het hart. Hij gaat er nog even op door. 'We staan naar mijn mening nu voor een heel duidelijk beslissingsmoment. Want de centrale bank moet niet alleen toegevoeg de waarde leveren aan de individuele ban ken, maar ook leiding geven aan de hele or ganisatie. Er komen in deze tijd heel veel technologische, sociale en maatschappe lijke veranderingen op ons af en de banken verwachten, dat de centrale bank leiding geeft, hun wijst welke richting zij de eerst komende vijf of tien jaar moeten inslaan. Ook dat de centrale bank de hulpmiddelen aanreikt om die weg te gaan!' Men kan zeggen dat Van der Linden zelf met dat aanreiken al voorop is gelopen. Hij heeft de regionalisatie en de bankadvi- seursgedachte ontwikkeld en tot uitvoe ring gebracht. 'De centrale bank dreigde omstandigheden waren nu eenmaal gun stig. Toch hebben we ook toen tegen som mige dingen nee gezegd. Als er dan toch iets is, dat ik me zelf als een kleine verdien ste desnoods zou kunnen aanrekenen, dan is het dat we een jaar of acht geleden nee hebben gezegd tegen de financiering van huizenspeculanten. Het ging om grote hui zenblokken in de grote steden. Ons nee van toen blijkt heel verstandig geweest te zijn. Andere banken hebben de laatste jaren ge weldig te kampen met de last, die ze op de hals gehaald hebben door wel 'ja' te zeggen!' 'In de praktijk moet je,' zo vertelt Van Og trop, 'bij kredietaanvragers twee catego rieën onderscheiden. Bij nieuwe relaties, die dikwijls een meningsverschil hebben een log ambtelijke apparaat te worden, dat te ver van de plaatselijke banken stond. Wel nu, je probeert dan een organisatie structuur te bedenken, waarin de concrete advisering en begeleiding integraal vanuit nastaande regiokantoren gebeurt, echter wel met een zekere eenheid in het beleid. Voor mij is de regiodirecteur niet een soort brandweerman, die komt opdraven wan neer de brand al uitslaat, maar een vertrou wensman, die met zijn specialisten heel concreet toegevoegde waarde kan leve ren.' 'Ook de regionalisatie is een proces. Vooral een mentaal proces, zowel bij de functio narissen van de centrale bank als bij die van de lokale banken. Het effect kun je na zo'n twee jaar nog niet zuiver beoordelen, daar heb je een jaar of vijf voor nodig.' Ty- minals' zullen worden vervangen. 'We zul len ons er toch langzamerhand op moeten gaan instellen dat de mensen alleen nog naar een bankkantoor gaan voor meer in gewikkelder dingen en niet meer voor een voudige handelingen. Geldwinkeltjes op de hoek zullen over een jaar of tien wel verdwenen zijn. Maatwerk zal echter altijd blijven, je kunt niet alles automatiseren, gesteld al dat het rendabel zou zijn.' Dat zegt Sonnenschein, de Rabo- en Van Lan- schot-man. Sonnenschein mag dan, net als zijn tijdge noot Van der Linden, naar eigen zeggen een 'manusje van alles' geweest zijn, hij had zijn specialiteiten. Het fiscale was zijn eerste en blijvende liefde. Voor het NCR-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 10