^Wat ons bezighoudt] Wob Wob COÖPERATIEFINANCIERING (WEER) ACTUEEL! Als de ledenschuldrekening ook als eigen vermogen wordt beschouwd is de eigen vermogenspositie van de landbouwcoöpe raties, gemiddeld genomen, in de laatste tien jaar ongeveer gelijk gebleven. Gezien de forse teruggang in eigen vermogen bij de rest van het bedrijfsleven lijkt dat geen slecht resultaat. Maar of het coöperatieve bedrijfsleven zich hiervoor op de borst mag kloppen is nog zeer de vraag. Is er door hen wel een voldoende weerstands vermogen opgebouwd? Over het financieringsbeleid van coöpera ties zijn onlangs behartigenswaardige din gen gezegd door de heer Boons, die per 1 september is benoemd tot lid van onze hoofddirectie. Dat gebeurde op een bijeen komst in Zutphen, waar het Instituut voor Landbouwcoöperatie in Gelderland en Overijssel zijn 25 jarig bestaan vierde door - zeer actueel - aandacht te schenken aan de coöperatiefinanciering. Boons wees er op dat de relatief goede re sultaten, die de agrarische sector in het laatste decennium heeft geboekt, helaas niet tot een hogere reserveringscapaciteit van de coöperaties hebben geleid. Vele coöperaties zijn niet bereid geweest een offer van de leden te vragen om de finan i ciering van hun coöperatie veilig te stellen, i Zij hebben onder relatief gunstige markt omstandigheden een kans laten liggen om hun vermogenspositie verder op peil te brengen. Door Boons werd op een opmerkelijk ver schijnsel gewezen. De hoogte van de le denaansprakelijkheid houdt sterk verband met de wijze waarop de coöperatie wordt gefinancierd. Hoe sterker de eigen vermo genspositie hoe geringer kan de aanspra kelijkheid zijn. In de praktijk kan die stelling zelfs vaak omgekeerd worden: als er een relatief lage aansprakelijkheid is, spant de i coöperatie zich meer met succes in voor f het vormen van een sterke vermogenspo sitie. Daaraan is natuurlijk ook de aanspo ring van de financierende bank niet vreemd. Onze tijd wijst uit dat een sterke vermo genspositie met coöperaties ook direct in het belang van de leden is. Met enige voor beelden toonde Boons aan, dat zulke coö peraties thans In staat zijn tot voorde leden gunstige(r) prijzen te komen. Zij zijn im mers minder afhankelijk van de renteont wikkelingen. Dit argument zal de coöperaties reeds tot nadenken stemmen, wanneer zij voor de vraag komen te staan of ze in enig jaar hun uitkeringen (prijzen) aan de leden moeten laten prevaleren, dan wel extra aandacht aan eigen vermogensvorming moeten bie den. Maar er is, zoals Boons liet zien, nog wel iets meer dat thans sterk pleit voor het opbouwen van een behoorlijk weerstands vermogen bij de coöperaties. De land bouwprijzen binnen de EG zullen in de toe komst veel meer dan in het verleden het geval was, gaan tenderen naar de (lagere) wereldmarktprijzen. Daarbij komt dat het marktmechanisme, - inkoopmarkt t.o. ver- koopmarkt en daartussen de zorg die het aanhouden van voorraden geeft - scherpe risico's kan meebrengen. Ook de steeds hogere investeringen, nodig door de tech nologische ontwikkelingen en door de toe nemende bedrijfsomvang, zullen in de toe komst een zware druk op het vermogen en de rentabiliteit van het bedrijf leggen. Sinds het rapport 'Struktuur van de grote Landbouwcoöperatie' (1973) van de Na tionale Coöperatieve Raad is er fundamen teel niet veel in de financieringsopzet van de coöperaties veranderd. De aanbevelin gen uit dat rapport kregen weinig navol ging. Maar inmiddels zijn we wel tien jaar verder, een periode die zich uitstekend voor toetsing leent. Boons heeft in Zutphen een aanzet tot zo'n toetsing gegeven en heeft daar duidelijk laten blijken dat bij de landbouwcoöperaties in het algemeen het beleid meer gericht moet worden op het verbeteren en het in stand houden van de eigen vermogenspositie. Vaak wordt verondersteld dat sterke coö peraties van belang zijn voor de Rabobank. Dit valt uiteraard niet te ontkennen. Vast gesteld moet echter worden dat een sterke coöperatie primair van belang is voor deze coöperatie zelf en voor de bij haar aange sloten leden. 'IN GEZAMENLIJKHEID EN HARMONIE' Een werkloosheid die dit jaar tot boven de 500 000 personen is gestegen. Een be drijfsleven dat, als totaal gezien, vrijwel geen winst meer maakt en mede daardoor niet of nauwelijks investeert. Een nog steeds hoge rentestand. Een financierings tekort van de overheid dat boven de tien procent dreigt uit te komen en daarmee de rente hoog houdt. En het ontbreken van een nationale consensus om uit het econo mische moeras te komen. Ziedaar de achtergrond waartegen het uit blijven gedurende de afgelopen tijd van een krachtig regeringsbeleid om uit de problemen te komen, schril afsteekt. Mi nister dr. J. C. Terlouw van Economische Zaken trok dan ook als gastspreker op onze Algemene Vergadering het boetekleed aan, dat politiek Den Haag collectief niet zou misstaan. 'Ik betreur het zeer, dat het door ons gehakketak in de afgelopen maanden niet mogelijk was om met grote voortvarendheid en eensgezindheid te werken aan het economisch herstel in ons land,' aldus de bewindsman. Hij gaf nog eens een uitvoerig overzicht van de oorzaken die uiteindelijk geleid hebben tot de economische misère, waarin ons land zich, ondanks overschotten op de betalingsbalans en ondanks de sterke po sitie van de gulden, bevindt. Terlouw benadrukte dat een structurele verbetering van de economische situatie primair moet komen van een versterking van de marktsector. 'Een marktsector die in vele opzichten door uitputtings- en verou deringsverschijnselen is aangetast. Willen we er weer bovenop komen, dan zullen in de komende jaren zeer drastische aanpas singen en vernieuwingen in onze produk- tiestructuur moeten worden gerealiseerd.' Op zich geen nieuws, wat de minister over het laatste naar voren bracht. Maar de eer lijkheid gebied te zeggen dat de oorzaken voor het op grote schaal ontbreken van die 'aanpassingen en vernieuwingen' voor een deel al heel wat jaren terug liggen, toen het in dit land nog beduidend beter ging. Hier past het boetekleed ook de ondernemers.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 2