GRG/DERING I982 9LGE4/1ENE NERG4DERING 1982 /LGE21/1EÏ1 E21/1ENE NERG4DERING 1982 9LGE42ENE VERGADERING 1982 Solidariteit naar binnen en buiten jaar is geweest, dat wij deze coöperatieve opdracht hebben gevoeld, dan is het wel 1 981 geweest. Dat besef heeft in ons be leid centraal gestaan. Dat moge bijvoor beeld blijken uit ons rentebeleid. U weet allen, dat de hoge rentestand één van de zwaarste lasten is, die bedrijven en particulieren op dit moment, ondanks de rentedaling van de laatste maanden, nog steeds te torsen hebben. Voor de toch al voor leden en cliënten ten stelligste bewe zen. Ondanks dit beleid van zo laag mogelijke rentetarieven is de rentestand in 1 981 he laas hoog gebleven. Derhalve heeft ook een aantal van onze cliënten te kampen ge had met problemen bij het voldoen aan aflossingsverplichtingen. Men kan zich dan ook de vraag stellen of de Rabobank- organisatie méér had kunnen doen. In alle duidelijkheid moet worden gesteld sterk teruggelopen winsten van het be drijfsleven, maar ook voor de stagnerende inkomens van veel gezinnen is deze hoge rentestand vaak de druppel die de emmer doet overlopen. En, om in dezelfde soort beeldspraak te blijven, velen is daardoor het water tot de lippen gestegen. Onderkant van de markt Hoewel de mogelijkheden om het renteni veau te beïnvloeden gering zijn, ook voor een coöperatieve bank van onze omvang, hebben wij ons toch gedurende het afgelo pen jaar hard ingespannen om de debetta rieven zo laag mogelijk te stellen. Wij heb ben dat zeer nadrukkelijk als een belangrij ke opdracht beschouwd. Ik meen, dat wij in die opdracht zijn geslaagd. De rentetarieven van onze organisatie heb ben steeds aan de onderkant van de markt gezeten. Het effect daarvan voor onze cliënten hebben wij eens nagerekend. De ze berekeningen hebben aangetoond dat door dit beleid de Rabobankcliënten geza menlijk f 200 miljoen minder aan rente hebben betaald, dan bij het volgen van de marktrente het geval zou zijn geweest. En hierbij is dan nog afgezien van het beslist niet te onderschatten effect dat van dit be leid is uitgegaan op het totale renteniveau. Juist in een periode van oplopende rente, zoals in 1 981 het geval was, heeft ons be leid van vertraagde aanpassing zijn waarde dat een coöperatieve bank natuurlijk geen wondermiddel is voor alle financiële kwa len. Zo is de rentestand primair afhankelijk van factoren die van buitenaf komen, welke niet door welke bank dan ook, beïnvloed kunnen worden. De ontwikkelingen in de Amerikaanse economie en de kapitaalbe hoefte van de Nederlandse overheid - de twee belangrijkste factoren die de extreem hoge rentetarieven veroorzaakten - moes ten door ons als een gegeven worden aan vaard. En wat de problemen met het voldoen aan de aflossingsverplichtingen betreft, de oorzaken daarvan liggen vooral in de eco nomische situatie waarin de betrokken personen of bedrijven zich bevinden. Niet gerealiseerde winstverwachtingen of een achterblijvende inkomensontwikkeling zijn vaak de eerste symptomen van aanstaande betalingsmoeilijkheden. Ook een coöperatieve bank kan aan dit soort situaties betrekkelijk weinig verande ren. Nog lagere debettarieven zouden bo vendien gevolgen kunnen gaan hebben voor de credittarieven en dat zouden vele spaarders, die hun geld aan ons hebben toevertrouwd, en die wij ook nodig hebben, niet waarderen. Daar komt nog bij, dat wij ook onze eigen weerbaarheid moeten blij ven behouden. Dit vereist ieder jaar op nieuw een redelijke winst, die toereikend is om via een verstandige reserveringspoli- tiek de steeds toenemende risico's op te vangen. De waarde die een solide bank voor haar cliënten heeft, wordt vooral in een moeilijke periode als waarin wij ons thans bevinden, steeds groter. Wat een coöperatieve bank daarnaast wel kan, is, gegeven de moeilijke situatie, met wijsheid en soepelheid proberen de scha de voor haar leden en cliënten zoveel mogelijk te beperken en te helpen zoeken naar oplossingen die perspectief bieden. Dat is een opstelling die misschien niet spectaculair is, maar die haar waarde, naar ik weet, steeds weer bewijst in de indivi duele contacten tussen bank en cliënt. Dat dit contact van de bank veel inzicht en aan passingsvermogen vraagt, is duidelijk. Ons project bankadviseur sluit hier geheel bij aan. Tegen deze achtergrond durf ik een toet sing van onze bijna 85-jarige coöperatieve signatuur met vertrouwen aan. Gezamenlijk verantwoordelijk Gezamenlijke verantwoordelijkheid en in dividuele ontplooiing zijn begrippen waar mee coöperatieve samenwerking kan wor den getypeerd. Het zich verantwoordelijk voelen voor eikaars problemen leidt tot coöperatieve samenwerking, welke sa menwerking weer leidt tot verdere ont plooiing van de zelfstandige individuen die samenwerken. Een ontplooing die niet mo gelijk zou zijn zónder die samenwerking. Dat geldt ook voor de Rabobankorganisa- tie. Vanuit deze twee bepalende begrippen voor een coöperatieve organisatie zijn het afgelopen jaar weer enkele belangrijke be sluiten genomen die zowel aangesloten banken als centrale bank ten goede ko men. Ik doel hierbij met name op de interne ver eveningsregelingen zoals wij die vandaag op de agenda hebben staan. Deze regelin gen dienen ter vervanging van de reeds ja ren bestaande solidariteitsregelingen tus sen aangesloten banken en centrale bank. Verevening en solidariteit, twee woorden met eenzelfde betekenis. Persoonlijk geef ik in dit geval de voorkeur aan het woord solidariteit, omdat dat ons als coöperatieve organisatie meer vertrouwd is, dan het wat onpersoonlijker begrip verevening. Gezamenlijke verantwoordelijkheid met behoud van individuele ontplooiing heb ben ook bij deze nieuwe regelingen cen traal gestaan. Gezamenlijk verantwoorde lijk waar het gaat om risico's en verliezen die individuele banken kunnen lopen en waar we gezamenlijk een vangnet voor hebben opgebouwd. Zoals u weet hadden we al zo'n vangnet o.a. in de vorm van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 18