VERGADERING I982 ALGE21AENE VERGADERING 1982 ALGEVAEf
EAAENE VERGADERING 1982 ALGEG1ENE VERGADERING 1982
'Een land dat niet meer investeert
gaat naar de vernieling'
delen neemt men de oorzaak van de kwaal
niet weg en het gevaar is zelfs levensgroot,
dat deze er door verergert.
Die kwaal ligt in de uitgemergelde positie
van het bedrijfsleven en de daardoor ont
stane blokkade voor de zo noodzakelijke
vernieuwings- en vervangingsinvesterin
gen. Hoe uitgemergeld de positie van het
bedrijfsleven is, blijkt nog eens schril uit
een door het CBS en het CPB verricht on
derzoek naar de bestanddelen van het zo
genoemde overig inkomen van bedrijven,
tot en met 1981. Dat begrip 'overig inko
men' wordt in de discussies met betrek
king tot de verdeling van het nationale in
komen over loon- en inkomenstrekkers,
overheid en bedrijfsleven, nogal eens aan
gemerkt als de winst van het bedrijfsleven.
Dat is in zoverre juist, dat het hierbij gaat
om de bruto winst. Maar uit die bruto winst
moeten dan onder meer nog wel de belas
tingafdrachten aan de overheid worden
opgebracht en de premies voor sociale- en
andere verzekeringen worden betaald. Ook
de rentebetalingen moeten uit die bruto
winst worden gefinancierd. En als deze af
trekposten zijn verwerkt zou er toch be
paald nog wat over moeten blijven voor
noodzakelijke investeringen en voor toe te
rekenen loon van zelfstandigen, alvorens
er van echte netto winst kan worden ge
sproken.
Welnu, uit de berekeningen van het CBS
blijkt dat het bedrijfsleven vandaag de dag,
als totaal bezien, niets meer overhoudt
voor reserveringen en dat het aan zelfstan
digen toe te rekenen arbeidsloon ver ach
terblijft bij het arbeidsloon van een gemid
delde werknemer.
Van netto winst is dan ook vrijwel geen
sprake meer als we het bedrijfsleven in zijn
geheel bezien. Met name veel kleinere be
drijven verkeren in de rode cijfers.
Daardoor is ook de vermogensstructuur
van het bedrijfsleven zeer sterk verslech
terd en doen zich steeds grotere solvabli-
teitsproblemen in zeer vele ondernemin
gen voor.
Het is dan ook geen wonder, dat het niveau
van de bedrijfsinvesteringen in de afgelo
pen jaren zeer sterk is gedaald. Bedroeg
het aandeel van de netto-investeringen in
het nationale inkomen nog zo'n 8 a 9% in
de jaren vijftig en zestig, in de jaren zeven
tig kromp dit aandeel steeds verder in en
inmiddels is die netto-investeringsquote
tot vrijwel nihil teruggelopen.
Omvangrijke investeringen nodig
Dat is natuurlijk een onhoudbare situatie.
Een land dat niet meer investeert, gaat na
niet zo'n lange tijd naar de vernieling. Juist
nu zeer omvangrijke investeringen nodig
zijn om ons in het proces van grote interna
tionale herstructureringen te kunnen
handhaven, verkeert het bedrijfsleven in
ernstige moeilijkheden door de uitholling
van de rendementen. Dat heeft geleid tot
een schrijnend tekort aan reserveringen en
tot een verhouding van het vreemd vermo
gen ten opzichte van het geslonken eigen
vermogen die alleen al vanwege de hoge
reële rentelasten als uiterst knellend moet
worden beoordeeld, nog afgezien van de
solvabiliteitsproblemen die ik al eerder
aanduidde.
Natuurlijk zijn er bepaald wel bedrijven die
zich door rationalisering, vernieuwing en
aanpassing betere uitgangsposities heb
ben weten te verwerven. En dat geldt niet
in de laatste plaats voor de agrarische sec
tor.
Afgaande op de totaalcijfers van de land
bouw die ik onder ogen kreeg, is het afge
lopen jaar 1 981 voor de agrarische sector
als geheel vrij goed geweest. Vele bedrij
ven konden een rendementsherstel boe
ken dat zeer welkom was na de magere ja
ren die daaraan vooraf waren gegaan.
Ik denk dat de produktie van de landbouw,
als geheel, in 1982 niet zo sterk zal stijgen
als in 1 981maar gelet op het hoge niveau
dat in 1981 werd bereikt, is een verdere
stijging - al is die ook wat geringer - toch
lang niet gek.
Vooral bij de export heeft de landbouw in
1980 en 1981 zeer goede resultaten ge
boekt en dat heeft een belangrijke bijdrage
geleverd aan onze betalingsbalans.
In de land- en tuinbouw hebben ongetwij
feld al vele rationaliserings- en vernieu
wingsinvesteringen plaatsgevonden en
voor een deel zijn daaraan ook de goede re
sultaten van het vorig jaar te danken. Een
indicatie dat het in de landbouw naar ver
houding nog niet zo slecht gaat, is ook dat
het aantal faillissementen in de agrarische
sector relatief zeer laag is.
Voor de landbouw was het aantal faillisse
menten als percentage van het totale aan
tal landbouwbedrijven in 1981 slechts
één tiende procent. Voor de nijverheid ex
clusief de landbouw is dat 2,5%.
Maar ook voor de landbouw geldt, dat het
verzekeren van goede toekomstperspec
tieven in sterke mate afhangt van investe
ringen.
En als ik dan wéér naar de totaalcijfers kijk,
dan zie ik dat ook in de landbouw de inves
teringsactiviteiten nu aanmerkelijk gerin
ger zijn dan enige jaren geleden, toen er
overigens ook wel zeer krachtig werd geïn
vesteerd.
Als ik 1979 op 100 stel dan bedroeg het
investeringsvolume in de landbouw in
1 981 nog slechts 54 en zal 1 982 volgens
ruwe raming op 51 uitkomen, een halve
ring dus. Dat is een nóg sterkere teruggang
dan de ontwikkeling van de investeringen
in de industrie en handel, waar sedert