Geld- en kapitaalmarkt
Hoewel de bestrijding van de inflatie in de Verenigde Sta
ten nu toch haar vruchten gaat afwerpen, getuige de zeer
snelle daling van het inflatietempo tot 7% op jaarbasis,
gaf de Amerikaanse rente in april nog steeds geen duide
lijke daling te zien. Toch moest de dollar in de tweede helft
van de maand terrein prijsgeven. De uiterst moeizaam ver
lopende besprekingen tussen de regering-Reagan en een
afvaardiging van het Congres over bezuinigingen op de fe
derale begroting hebben daarbij een rol gespeeld. De kan
sen op een spoedig economisch herstel zijn daardoor ver
der afgenomen en het vertrouwen in de Amerikaanse eco
nomie heeft een nieuwe deuk opgelopen.
Geheel andere geluiden vallen te beluisteren bij onze oos
terburen, waar cijfers omtrent de ontwikkeling van de lo
pende rekening van de betalingsbalans in het eerste kwar
taal van 1 982 het reeds bestaande vertrouwen van beleg
gers verder hebben versterkt. Ook de vrij optimistische
voorspellingen over de ontwikkeling van de Duitse econo
mie in de tweede helft van dit jaar door een aantal voor
aanstaande economische instituten hebben hieraan bij
gedragen. De Duitse mark kon de koppositie binnen het
EMS, die al sinds eind maart wordt ingenomen, dan ook
moeiteloos handhaven. Ook de gulden bleef tot de sterk
ste munten behoren. De Franse en Belgische franc ver
toefden bij voortduring in de onderste regionen, waarbij
met name de koers van de Belgische munt enkele malen
moest worden gesteund. Bij herhaling deden geruchten
de ronde over een op handen zijnde nieuwe devaluatie van
de Belgische frank, maar deze bleken vooralsnog voorba
rig-
Begin mei werd overgegaan tot een meer in de lijn der ver
wachtingen liggende verlaging van de officiële tarieven in
de Bondsrepubliek en Nederland. Op 5 mei maakte De Ne-
derlandsche Bank bekend dat zij het promessedisconto en
de voorschotrente elk met V2 had verlaagd tot respectie
velijk 9 en 81/2%. Het wisseldisconto (8%) onderging
geen wijziging. Daags daarna besloot de Duitse Bankraad
op haar 1 4-daagse vergadering tot afschaffing van het
Sonderlombardtarief (9,5 ^n herinvoering van het nor
male Lombardtarief (9%). Het Sonderlombardtarief, dat
zo nodig dagelijks kon worden aangepast, werd in februari
1 981 ingesteld om de op dat moment zwakke positie van
de Duitse mark in EMS-verband beter te kunnen begelei
den. Nu de mark zich heeft hersteld, is een dergelijke in
tensieve begeleiding niet langer noodzakelijk.
Dat De Nederlandsche Bank ditmaal het voortouw nam bij
de discontoverlaging, hing samen met het feit dat op 6
mei de inschrijving openstond op de jongste Staatslening.
Als met de bekendmaking zou zijn gewacht tot na de ver
gadering van de Duitse Bankraad, zou dit een stuk onze
kerheid hebben gecreëerd, waardoor het slagen van de le
ning mogelijk in gevaar zou zijn gebracht.
Ondanks een verkrapping van de geldmarkt met circa f 3
miljard in de eerste twee weken van april, die vrijwel volle
dig werd veroorzaakt door de toeneming van het schat
kistsaldo, kon de Nederlandse geldmarktrente, gemeten
aan het 3-maands interbancaire tarief, zich stabiliseren op
een niveau van circa 8'/4%. Nadat medio april het geld
markttekort flink daalde, kon de geldmarktrente even zak
ken tot een niveau van 8%. Van de daling van het geld
markttekort werd dankbaar gebruik gemaakt door de
Agent van Financiën, die op 21 april de banken de moge
lijkheid bood in te schrijven op een tender van 5-jaars
schatkistbiljetten. Tegen een couponrente van 97/s%
werd een bedrag van ruim f 630 miljoen uit de markt ge
haald. Doordat in de laatste week van april het geldmarkt
tekort fors toenam, trok de geldmarktrente aan tot een ni
veau van 8%% rond de maandultimo. Uit het feit dat de
geldmarktrente zich voortdurend onder de (officiële) voor
schotrente heeft bewogen, kan overigens worden af
geleid dat de dekking van de netto schuldpositie van de
banken geen enkel probleem opleverde (het contingent
was meer dan voldoende) en dat men met de mogelijkheid
van een discontoverlaging op korte termijn rekening hield.
Drs. G. Zwaan
Algemeen Economisch Onderzoek
Op de openbare kapitaalmarkt viel in april een licht dalen
de tendens in de rente waar te nemen. De middellange
rentewijzer daalde per saldo zo'n '/4% tot een niveau van
net onder 10 %op de maandultimo. De rente op de onder
handse markt was gedurende de gehele maand uiterst
stabiel, waardoor het normaal geachte renteverschil tus
sen openbare en onderhandse markt inmiddels weer her
steld is. Overigens blijft de activiteit op de onderhandse
markt minimaal, zodat deze tarieven veelal als 'nominaal'
moeten worden beschouwd.
Op de emissiemarkt kon achtereenvolgens worden inge
schreven op obligatieleningen van Pierson, Heldring en
Pierson, de Republiek Finland en een kapitaalobligatiele
ning van de Nederlandsche Middenstandsbank. De Finse
lening was de eerste dit jaar die niet geheel werd volte-
kend. Daarentegen werd de lening van de NMB, die werd
aangekondigd voordat de inschrijving op de Finse lening
had plaatsgevonden, een daverend succes.
De vierde Staatslening van dit jaar is inmiddels aangekon
digd. De gemiddelde looptijd van 5 Vb jaar is de kortst mo
gelijke en lijkt met name bedoeld om de lening voor ban
ken en ook buitenlandse beleggers aantrekkelijk te maken.
De couponrente van 10% werd in het algemeen als rela
tief krap beschouwd. Bij eerder dit jaar aangekondigde
Staatsleningen was op het moment van aankondiging een
verschil tussen couponrente en middellange rentewijzer
van niet ongebruikelijk. Ditmaal was het verschil vrij
wel nihil. Kennelijk was het vertrouwen van de minister dat
de dalende tendens in de renteontwikkeling zich ook in de
periode tussen aankondiging en inschrijving zou handha
ven voldoende groot.