Enkele aspecten van het
landbouwstructuurbeleid
tien jaar voorbereiding achter de rug. Ook de uitvoering
vergt gemiddeld 1 2 a 1 5 jaar.
Lange adem
Ruilverkaveling is dan ook lange-adem-structuurbeleid.
Maar wanneer een gebied eenmaal opnieuw verkaveld is,
ofwel opnieuw is ingericht zoals dat tegenwoordig heet,
dan kan het ook vele jaren een extra rendement opleveren.
De betrokken boeren leveren een aanzienlijke bijdrage in
de kosten van zo'n ruilverkaveling.
Ook waterschappen en gemeenten dragen bij in die zaken
die voor hun van belang zijn.
Het geld dat de centrale overheid in zo'n operatie steekt is
een investering die een lange tijd voor de maatschappij
rendement oplevert. Niet alleen door de agrarische verbe
teringen, waardoor de bijdrage aan de export en de werk
gelegenheid wordt versterkt. Ruilverkaveling heeft vrijwel
altijd een algehele opleving van de streek tot gevolg waar
door ook andere dan agrarische activiteiten worden aan
getrokken. Reden onder meer waarom voor het probleem
gebied Oost-Groningen een zeer ingrijpende herstructu
rering in voorbereiding is.
Landinrichting in de moderne opzet heeft daarnaast een
belangrijke functie ter bescherming van het landschap en
de natuur. Ook hierbij geldt dat een rationele aanpak de
beste basis voor continuïteit biedt, zeker in een dichtbe
volkt land als het onze waar de druk op de natuur so wie so
groot is.
Een nieuw element bij de landinrichting vormt sinds enke
le jaren de herstructurering in oude glastuinbouwgebie
den. Deze gebieden zijn ontstaan in de tijd dat de eindpro-
dukten nog per boot naar de veiling werden gebracht. Een
dicht net van sloten was nodig voor de waterhuishouding.
Voor moderne glasbedrijven zijn de lange smalle percelen
niet geschikt; lange gevels zijn energieverslindend. Om
vierkante kavels te krijgen zijn kostbare werken noodza
kelijk. Een aangepast herinrichtingsbeleid is thans van
kracht. In de glastuinbouwgebieden waar tijd geld is en
stilstand achteruitgang, wordt de grootste spoed achter
dit herstructureringsbeleid gezet.
Europees
Op de basisstructuur van kavels, wegen en waterlopen is
de bedrijfsstructuur ontwikkeld. In ons land wordt die be
drijfsstructuur gekenmerkt door een zeer grote verschei
denheid in de agrarische bedrijfsuitoefening. Bedrijven
met veel en met weinig land, bedrijven met grote gebou
wen en bedrijven met nauwelijks een schuur, bedrijven
met vee en zonder vee. Kortom, een kleur en schakering
die niet onderdoet voor de Floriade. Is het dan mogelijk
één noemer te ontwikkelen waarop een landbouwstruc-
tuurgebied gebaseerd kan worden.
Eén van de architekten van het Europese landbouwbeleid,
onze landgenoot dr. S. L. Mansholt meende in de jaren '60
zo'n noemer te hebben gevonden. Hij voerde het begrip
vergelijkbaar inkomen in. De Europese landbouwbedrijven
werden in drie groepen ingedeeld. Bedrijven die de men
sen die er werkten een inkomen boden ten minste verge
lijkbaar met het gemiddelde buiten de landbouw in de be
treffende streek. Bedrijven die door middel van ontwikke
ling en modernisering dat niveau zouden kunnen bereiken
en bedrijven die dat niet zouden halen en in feite op den
duur beëindigd zouden moeten worden.
Een Europees landbouwstructuurbeleid werd ontwikkeld
en vooral gericht op die bedrijven die met enige investerin
gen het inkomen van de niet-agrariërs zouden kunnen be
reiken. Dit steunprogramma, het Europese landbouwont-
wikkelingsbeleid, ook wel rentesubsidiebeleid genoemd,
startte in 1972 en gold voor tien jaar.
Onlangs is de Europese Ministerraad gevraagd zich uit te
spreken over het Europese landbouwstructuurbeleid in de
komende periode. Eén ding is inmiddels duidelijk gewor
den. Het Europese structuurbeleid heeft niet tot het
beoogde doel geleid. Het doel was de landbouw zodanig
te herstructureren dat de overblijvende bedrijven met veel
minder steun via de markt toch aan een voldoende inko
men zouden kunnen komen. De groep bedrijven die de af
gelopen tien jaar gebruik heeft gemaakt van dit Europese
structuurbeleid is heel beperkt en beloopt nog geen 10%
in het totaal aantal land- en tuinbouwbedrijven. In ons land
ligt dit nog het gunstigst van alle Lidstaten en bedraagt
circa 20% van het totaal aantal bedrijven.
De Europese Ministerraad heeft meer bedenktijd nodig
geacht ten aanzien van het toekomstig te voeren struc
tuurbeleid. In maart jl. is besloten de Europese Richtlijn
waarin het landbouwstructuurbeleid wordt geregeld met
één jaar te verlengen.
Kleine bedrijven
Het Landbouwschap bracht dit voorjaar een nota waarin i
de bedrijven in twee groepen werden verdeeld. Daarbij
werd niet het inkomen als maatstaf genomen maar de j
vraag of een bedrijf voldoende in omvang is om bij een i
moderne bedrijfsvoering aan tenminste één man een vol
ledige dagtaak te bieden. Ongeveer de helft van onze Ne
derlandse land- en tuinbouwbedrijven zou daar niet aan
toekomen. Deze bedrijven zijn te beschouwen als de kleine i
of kleinere bedrijven. Doordat de kleinere bedrijven niet de
meest moderne arbeidsbesparende technieken toepassen
worden er toch vaak lange werktijden gemaakt. Kleinere
bedrijven slagen er vaak toch in om tot een redelijk be
steedbaar inkomen te komen. Door een goede, intensieve
bedrijfsvoering is een extra inkomen haalbaar.
Ook bleek een groot aantal van die kleinere bedrijven ne
veninkomsten te hebben. Sms door extra activiteiten, aan
sluitend op de agrarische bedrijfsvoering, bijvoorbeeld het
stallen van caravans of het uitoefenen van een nevenbe
roep.
Op kleinere bedrijven komen aanzienlijk minder opvolgers
voor als op de grotere bedrijven. Met het oog daarop wor
den toekomstgerichte investeringen veelal achterwege
gelaten.
Het Bestuur van het Landbouwschap trok uit dit gevarieer
de beeld de conclusie dat problemen van kleinere bedrij
ven niet met één of enkele maatregelen opgelost kunnen
worden. Daarvoor is de problematiek per bedrijf te ver
schillend. Wel zouden diverse beleidsinstrumenten die
beschikbaar zijn voor een individuele aanpak meer toe
gebogen kunnen worden naar de kleinere bedrijven. Dat j
geldt ten aanzien van de landbouwvoorlichting, het land
bouwonderzoek, het volgen van cursussen en studieclubs.
Ook zouden de werkomstandigheden op deze bedrijven
verbeterd moeten worden. Daarbij is hulp van de overheid
noodzakelijk om het inkomen niet te zeer aan te tasten, lm-