Wat ons
Wob
DOOR VOORZIENINGEN VOORZIEN
In het verslag van 's Konings oudste dog
ter' staat het zo mooi: 'de ontwikkeling van
de afgelopen jaren geeft aan, dat naast de
afgenomen (krediet)expansie ook sprake is
van een achteruitgang van de kwaliteit van
de vorderingen van het bankwezen.' Nadat
de netto baten in 1 980 al verminderden
van 0,76 °/o tot 0,44 van het gemiddeld
balanstotaal, moet voor 1 981 een verdere
daling worden verwacht. De Nederland-
sche Bank wijst nadrukkelijk op deze ont
wikkeling omdat deze van invloed kan zijn
op de solvabiliteitspositie van de banken.
Zij stelt: 'Zolang de economische situatie
niet verbetert, ziet het ernaar uit, dat deze
ontwikkeling zich zal voortzetten en het
voorzieningenbeleid van de banken en der
halve de rentabiliteit, daar de gevolgen van
zullen ondergaan.'
Een weinig rooskleurig beeld dus, maar dat
was eigenlijk al bekend. De omslag in de
bancaire situatie heeft zeer snel zijn be
slag gekregen. Nog aan het eind van de ja
ren zeventig waren volop geluiden te ho
ren dat de winsten van de banken veel te
hoog waren en dat de toevoegingen aan de
voorziening voor algemene risico's slechts
dienden om een niet te hoge netto winst te
tonen.
Ook onze organisatie bleef daarbij niet ge
spaard. Het bleek moeilijk om de overwe
gingen voor een flinke VAR dotatie en
daarmee de omvang van de netto winst op
overtuigende wijze voor het voetlicht te
brengen. Hoewel nog geheel onzeker is
hoe diep het dal is dat alle banken in Ne
derland door zullen moeten, kunnen wij nu
al stellen dat het toenmalige beleid uiter
mate verstandig is geweest. Wij voelen ons
dan ook ten zeerste aangesproken door de
opmerking in het DNB-jaarverslag dat 'de
uitgangspositie, waarmee de banken deze
ontwikkeling zijn tegemoet getreden, in
het algemeen is gekenmerkt door een
krachtige structuur en een belangrijk weer
standsvermogen.'
Het bewijs hiervoor wordt ook geleverd
door het feit dat DNB - overigens om an
dere redenen - de cijfers van de algemene
i banken en de Rabobankorganisatie nu ge
zamenlijk publiceert. De bijtelling van onze
cijfers leidde ertoe dat de solvabiliteitspo
sitie van deze banken gezamenlijk in 1 980
verbeterde en in 1981 - ondanks de ge
schetste ontwikkelingen - niet verslech
terde.
Overigens werpt de huidige rentabiliteits-
ontwikkeling een ander licht op de in ver
schillende landen op gang zijnde discussie
over de wenselijkheid de omvang van de
VAR te publiceren. Het feit dat nu op deze
reserve wordt getrokken - waar die ook
voor is gevormd! - zou, bij publikatie van
de feitelijke hoogte bij de individuele ban
ken, waarschijnlijk tot overdreven reacties
en wellicht minder prettige onjuiste reper
cussies aanleiding hebben kunnen geven.
DRUKTE ROND DE
ONDERNEMERSHOF...
De tuinlieden van de vaderlandse econo
mie doen hun best om de ondernemershof
weer vol weelderig bloeiende bedrijven te
zetten. En natuurlijk komt daar kunstmest
bij te pas, met name van het soort dat risi
cokapitaal heeft. Zo'n voedingsbodem
doet de planten opfleuren en geeft nieuwe
loten aan de bedrijvigheid en dat is precies
wat we voor de werkgelegenheid hebben
moeten. Uitstekend! Maar net als op de ak
ker, hangt in het bedrijfsleven de werking
van de 'risico-kunstmest' af van het 'mee
zitten' van andere factoren. Risicokapitaal
kan latent volop aanwezig zijn, maar het zal
toch in de praktijk uitermate schaars blij
ven als er tegenover het risico van de kapi
taalverschaffers te weinig rendement in
het vooruitzicht gesteld kan worden. In die
situatie ongeveer bevindt zich thans de on
dernemerswereld.
Het is niet verwonderlijk, dat onder deze
omstandigheden afkortingen als PPM's en
MIP naar voren komen. Zo'n Particuliere
Participatie Maatschappij en de 'op een
armlengte' van de overheid op te rich
ten Maatschappij voor Industriële Projec-
ten kunnen inderdaad - mede dank zij eni- j
ge fiscale faciliteit - als nieuw mede-risi
codragers gaan fungeren. Het is nog te
vroeg om al te kunnen voorspellen in hoe-
verre dit uitwerking zal hebben.
Natuurlijk kunnen banken via PPM's, wel
licht via MIP, hun steentje bijdragen. Maar
een andere vraag is of men in redelijkheid j
veel van de banken mag verwachten op het
punt van rechtstreekse verstrekking van ri-
sicodragend kapitaal. Nog daar gelaten of
de behoefte werkelijk zo groot is als wordt
verondersteld (de meningen lopen uiteen),
is het opmerkelijk dat er in Nederland een
grote eensgezindheid bestaat over het niet
wenselijk zijn van een bezittelijke verwe
venheid tussen banken en bedrijven. Kla-
renbeek, lid van onze hoofddirectie, wees
daarop toen hij als co-referent optrad op
de NIBE-jaardag. Het leek hem niet aan te
bevelen, dat op dit moment de banken zich
tot direct-risicolopende 'industriebanken'
zouden gaan ontwikkelen. De solvabili-
teitspositie van de banken is al niet te
riant en deelnemen in bedrijven zou tot
een te groot vermogensbeslag leiden. Wel
zag Klarenbeek de maatschappelijke ver- I
antwoordelijkheid van de banken. Om die
tot zijn recht te doen komen zouden er in
de toekomst wellicht iets ruimere moge
lijkheden tot het deelnemen in bedrijven
kunnen worden geschapen.
Inmiddels merken de banken in toenemen
de mate, dat normale risicomijdende uit
zettingen in feite min of meer risicodra-
j gend zijn geworden, doordat bij de krediet
nemer het rendement onder druk is komen
te staan! Moeten we nu zo'n krediet geheel
of gedeeltelijk omzetten in aandelenkapi
taal? De rentelast is dan verdwenen en de
I onderneming kan in de toekomst - mis
schien - dividend gaan uitkeren, al zal dit
weer fiscaal onvoordelig zijn. Klarenbeek
wijst die gedachte af, want een bedrijf dat
zijn rente niet kan betalen, houdt in begin
sel op 'bankabel' te zijn.
Ondertussen worden er verschillende an
dere mogelijkheden geopperd om de on
dernemingen wat meer armslag te geven.
Steeds met in het achterhoofd het uit
zicht bieden op een betere werkgelegen
heid. Zo horen we over voorstellen betref
fende vrijdom van vennootschaps-, dan
wel dividendbelasting. De betekenis daar
van is echter vaak maar betrekkelijk omdat
niet voldaan wordt aan een aantal funda
mentele voorwaarden in de sociaal-econo
mische sfeer. Indien die voorwaarden ech
ter - vooral cijfermatig - goed voor ogen
gehouden worden, zijn er naar de mening
van Klarenbeek met enige inventiviteit toch
wel enkele nieuwe poorten tot de risico
dragende markt voor ondernemingen te
ontsluiten. Men zou b.v. inschrijvingen op
emissies aftrekbaar voor de inkomstenbe
lasting kunnen stellen of het dividend op
door inschrijvingen verkregen aandelen
gedurende een aantal jaren belastingvrij
kunnen maken.
Een goede tuin krijg je door goed plantma-
teriaal, goede bemesting. De tuinlieden
zijn er hard mee bezig. Ze kregen van Kla
renbeek ook nog te horen, dat er ook een
coöperatieve methode is: ledenaansprake
lijkheid kan wel degelijk als risicodragend
vermogen worden aangevoerd. Om die re
den bestaat er vooral in kleinere, beginnen
de ondernemingen tegenwoordig een toe
nemende belangstelling voor de coöpera
tieve bedrijfsvormen. Maar hoe je het
wendt of keert, bestaand of nieuw plant
goed slaat, bij welke methode ook, pas
echt aan, wanneer het hele klimaat een
beetje meewerkt. Je ziet dat soms ineens
en verrassend, als ondernemers en beleg
gers zelf een vast vertrouwen en 'schik' in
dat tuinwerk tonen. Iedere tuiniers-impuls
of instrument moet daarop mikken! Ook
een beetje zonnewarmte van de overheid
kan een hoop goed doen.