Foto pag. 28: Heel vroeger, voor de snijbloe
menteelt in zwang kwam, waren de bloem
bollen het belangrijkste gewas in het West-
land.
Foto onder: In de jaren twintig was het al
knap druk op het parkeerterrein van de CWS
te Honselersdijk.
gingen beoefenen. Vanzelfsprekend volg- i
de daarop prompt een terugslag. Het ge
heel doet een beetje denken, maar dan in j
het klein, aan de 'tulpenwaanzin' in de
achttiende eeuw. Thans behoort de bloe
menteelt geheel bij het Westland. Voordat
de bloemenveilingen begonnen te draaien,
werden wel hier en daar bloemen geteeld
en op de groenteveilingen aangevoerd,
maar het betrof slechts een zeer geringe i
fractie van de gehele aanvoer.
De Westlanders beschikten echter over
'glas'. Weliswaar niet in de mate als tegen
woordig, maar toch wel voldoende om uit
de bollen, snijbloemen te gaan 'trekken'.
Deze bolbloemen die dank zij het glas,
vroeg op de markt konden komen vormen
het beginpunt van de zeer intense bloe
menteelt in onze dagen. De snijbloemen
teelt begon al ras een dusdanige omvang
aan te nemen dat in het blad De Veldbode
in 1903 reeds een waarschuwing ver
scheen tegen een te grote aanvoer (dit 'te
veel' uiteraard gezien in de toenmalige
marktverhoudingen).
Naast de bolbloemen begon men voor
zichtig proeven te nemen met andere bloe
men, waarvan de variëteit voorlopig echter
beperkt bleef, in weerwil van het feit dat el
ders reeds een grote kennis bestond op het
gebied van diverse bloementeelten.
De Westlanders wilden aanvankelijk geen
lid worden van organisaties die hun kennis
zouden kunnen vergroten. Hoewel ener
giek, stonden zij toch niet in de voorste
rijen van proefnemers en vernieuwers.
Toch begon het bedrijf'Nieuw Honsel' om
streeks 1 900 met chrysanten en aspera-
gus, waarbij de asperagus als onderteelt
van druiven werd geproduceerd.
De meeste tuinders hielden zich in die tijd
bezig met eenvoudige gewassen zoals tul
pen, anemonen, lathyrus, ranonkel, dahlia
en perkplanten. Enkele richtten zich op
chrysanten, anjers en rozen.
De afzetmogelijkheden van al dit schoons
vormden soms een groot probleem want
de fruit- en groenteveilingen waren wel uit
stekend georganiseerd en men wilde daar
ook wel bloemen veilen, maar zij voelden
zich niet bepaald aangetrokken tot de risi
co's, die de bloemenhandel met zich
bracht. Daarbij kwam ook nog dat bloemen
stiefmoederlijk werden bedeeld. Tot hun
grote nadeel werden ze dikwijls geveild na
afloop van de groente- en fruitveilingen,
wat hun kwaliteit niet ten goede kwam.
Daarom werkten grote bloementelers dan
ook vaak buiten de veilingen om. Zelfs gin
gen enkele telers, na oprichting van de
Aalsmeerse Veiling in 1912, helemaal
déar veilen.
De Westlandse bloementeelt bleef gedu
rende vele jaren slechts een 'gelegen
heidscultuur', wat niet wil zeggen dat er
geen jaren van een zekere voorspoed aan
braken. Daarop volgde na de Eerste We
reldoorlog echter toch een vrij sterke te
rugslag, met als rampzalig uiterste om
streeks 1922, maar ook later, veel 'door
draai'. De bloemen waarvoorde minimum
prijs niet kon worden gehaald, werden ver
nietigd. Een zelfde beeld dat in de crisisja
ren ook te zien was bij de groente- en fruit
teelt. De Westlanders bleven echter niet bij
de pakken neerzitten. De vraag deed zich
herhaaldelijk voor, of het nodig en nuttig
zou kunnen zijn om een specifieke bloe
menveiling op te richten. Een vraag die op
12 januari 1923 bij de Westlandsche
Bloembollenkwekersvereeniging opnieuw
aan de orde kwam.
In de afdelingen van deze vereniging voel
de men best vóór een dergelijke veilingop-
zet. Ook al, omdat men verwachtte dat
daardoor gedurende het gehele jaar op
voldoende aanvoer van bloemen mocht
worden gerekend.
Westlanders weten, wanneer het nodig is,
van dóórzetten en dus kon reeds op 20 fe
bruari 1923 de oprichtingsvergadering
voor een aparte veiling worden gehouden
in café Fr. van Bergenhenegouwen te Poel
dijk. Jac. v. d. Berg fungeerde als voorzitter
daarbij. Veertig vóórstemmers betaalden
elk f 2,50 als aanloopkosten.
Inmiddels had men 'studiereizen' gemaakt
naar Aalsmeer en Rijnsburg om zich te
oriënteren op de gang van zaken bij een
grote veiling.'
Er was nu geen enkel bezwaar meer om
een eigen veilingvereniging op te richten. 1
Deze kreeg de naam Centrale Westland
sche Snijbloemenveiling. Ze kreeg van de
groente- en fruitveiling te Poeldijk voorlo
pig zowel ruimte als het afmijntoestel ter
beschikking.
Het voorlopig bestuur bestond uit Jac. v. d.
Berg, G. A. van Kampen en Jac. v. d. Knaap.
De raad van toezicht bestond uit vertegen
woordigers uit alle Westlandse dorpen.
In 1924 werd een definitief bestuur geko
zen. Voorzitter van het bestuur werd G. A.
v. Kampen. Voorzitter van de raad van toe-
zicht P. J. J. Vis.
Er bestond aanvankelijk geen verplichte
veilingaanvoer. De eerste veiling op 9
maart 1 923, gehouden in de vroege mor-
genuren, verliep vlot. Er waren wel veel be-
langstellenden, maar daaronder bevonden