De economische groei De energiesituatie De Oost-Westhandel onder druk ding tot ernstige problemen (Polen, Roe menië). Om verschillende redenen was het Wes terse bankwezen in het verleden geneigd op ruime schaal kredieten aan het Oost blok te verstrekken. Genoemd kunnen hier worden: (a) het vertrouwen dat centraal geleide economieën gemakkelijker econo mische maatregelen zouden kunnen im plementeren, ten einde betalingsproble men het hoofd te bieden; (b) een onder schatting van de structurele problemen in de Comeconlanden; (c) de ruime liquidi teitspositie van het internationale bankwe zen; (d) het geloof in de zogenaamde pa raplu-theorie. Volgens de paraplu-theorie zal ingeval van een schuldprobleem bij een van de Oosteuropese landen, de Sowjet- Unie uiteindelijk in de bres springen. Overi gens heeft de Sowjet-Unie tot op zekere hoogte aan Polen in 1981 inderdaad steun verleend door middel van de verstrekking van convertibele valuta. Gezien de inmid dels sterk afgenomen deviezenreserves van de Sowjet-Unie en de resulterende li quiditeitsproblemen dient echter meer dan ooit aan de waarde van deze paraplu-theo rie voor de toekomst te worden getwijfeld. Sedert de problemen rond Polen is in de houding van het Westerse bankwezen ten opzichte van het Oostblok een drastische verandering opgetreden. Het eerste slachtoffer hiervan is Roemenië geworden, dat een zwakke liquiditeitspositie bezit, als gevolg van enerzijds uiterst geringe devie zenreserves en anderzijds een groot tekort op de lopende rekening van de betalings balans en een aanzienlijk bestanddeel aan korte schulden. Echter ook relatief sterke landen als Oost-Duitsland en Hongarije - met weliswaar beide een hoge buitenland se schuld - ondervinden momenteel pro blemen bij het opnemen van nieuwe lenin gen bij het Westerse bankwezen. Deze ontwikkeling dient mede in het licht te wor den bezien van de economische proble men waarmede deze groep van landen wordt geconfronteerd. Economische problemen Van de talrijke economische problemen zal een drietal wat uitvoeriger aan de orde ko men: de economische groei; de energie situatie en de agrarische sector. De economische groei in de jaren vijftig en zestig was in het Oostblok met name geba seerd op een toename van de beroepsbe volking. In de jaren zeventig werd de groei vooral gestimuleerd door in het Westen opgenomen kredieten. Tot dusverre blijft de vraag onbeantwoord hoe de groei in de jaren tachtig gerealiseerd moet worden. Immers, als gevolg van een zeer geringe bevolkingsgroei is de toename van de be roepsbevolking te laag om de huidige in- dustrialisatiepolitiek voort te zetten. Ook de mogelijkheid tot deelname van vrouwen aan het arbeidsproces lijkt haar grenzen bereikt te hebben. Met name geldt dit pro bleem voor de meest ontwikkelde Oosteu ropese landen, Oost-Duitsland, Hongarije en Tsjecho-Slowakije. Maar ook in de Sowjet-Unie is sprake van een gebrek aan arbeidskrachten, in het bijzonder in het Eu ropese deel van de Sowjet-Unie. Aldus moet een verdere groei van het na tionale inkomen bereikt worden via een verhoging van de arbeidsproduktiviteit. Dit houdt onder meer de noodzaak in tot meer accent op diepte-investeringen in techno logisch hoogwaardiger produktiemetho- den, terwijl het aandeel van de investerin gen in het nationale inkomen reeds aan de hoge kant is. Bovendien vereist dit impor ten van kapitaalgoederen vanuit het Wes ten, waarvan in de eerste plaats de finan ciering problemen zal oproepen, terwijl bo vendien op politieke gronden de export van hoog-technologische produkten naar het Oostblok hier momenteel ter discussie staat. Daarnaast dient de arbeidsproduktiviteit verhoogd te worden door middel van een meer efficiënte produktiewijze. Dit zal on der andere teweeg moeten worden ge bracht door een omschakeling naar een grotere mate van marktoriëntatie, zoals in Hongarije momenteel plaatsvindt. Er zijn duidelijk tekenen dat het liberalisatiemo del van Hongarije als voorbeeld voor de overige Comeconlanden zal gaan dienen. De economische groei in de Sowjet-Unie en de Oosteuropese landen nam af van ge middeld 6 per jaar in de zestiger jaren en het begin van de jaren zeventig tot 5 in de periode 1973-1978 en 1 a 2% in 1979-1980. Gezien het bovenstaande moeten de vooruitzichten voor de jaren tachtig als zeer getemperd worden om schreven. De 5-jarenplannen zijn in neer waartse richting bijgesteld, waarbij men via bestedingsbeperkingen de problemen tracht op te lossen. Bij dit laatste fungeren de investeringen als restpost, terwijl de op lossing van de structurele problemen juist om een grotere mate van investeringsbe reidheid vraagt. Het energieverbruik in de Comeconlanden is hoog en ligt per hoofd van de bevolking gemiddeld circa 25% boven dat in West- Europa, terwijl per eenheid nationaal pro- dukt het energieverbruik zelfs ruim twee maal zo hoog ligt. In deze cijfers komt on der meer tot uitdrukking de nadruk, welke bij de industrialisatiepolitiek gelegd is op energie-intensieve industrieën (onder an dere chemie, staal, aluminium). De Sowjet-Unie beschikt over naar schat ting ruim 10% van de oliereserves in de wereld, alsmede over aanzienlijke kolen- en aardgasvoorraden. De andere Oosteu ropese landen beschikken slechts over ge ringe voorraden aan olie en aardolie. Wel hebben sommige van deze landen ruime kolenreserves. In de loop van de jaren ze ventig zijn de Oosteuropese landen echter juist overgeschakeld naar meer aanwen- Een foto uit 1977 van de, recent ook uit anderen hoofde bekend geworden, enorme staalin dustrie te Katowice. Het complex is met steun van 15 landen opgebouwd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 12