Rooskleurige positie handelsbalans geeft vertekend beeld van toekomst 1975 1979 1980 1981 Saldo Nederlandse handelsbalans -9.1 -7,2 -6,0 6,3 (in mrd. guldens) waarvan; agrarische produkten 5,8 7,6 8,1 13 aardgas 3,2 7.0 9,7 13 overige goederen (industriële etc.) -18,1 -21,8 -23,8 -19,7 Op langere termijn dient rekening te wor den gehouden met teruglopende netto aardgasopbrengsten vanuit het buiten land. Daarnaast dient bedacht te worden dat het in 1981 sterk toegenomen over schot op de agrarische handelsbalans me de het resultaat was van een prijsstijging van de export gemeten in guldens, waarbij de koersstijging van de US dollar een be langrijke rol speelde. Een en ander betekent dat, hoewel mo menteel de externe positie van Nederland er zeer gezond uitziet, de situatie in de hui dige overschotsectoren zich in de toe komst zal kunnen wijzigen. De vraag rijst dan in hoeverre de Nederlandse exportsec tor in staat is een dergelijke ontwikkeling te compenseren door een hoger uitvoerni- veau op andere deelmarkten. Bovendien komt hier nog een ander aspect bij. Als gevolg van de structurele proble men, waarmede onze binnenlandse eco nomie te kampen heeft, moet voor de ko mende jaren rekening worden gehouden met een restrictief overheidsbeleid, waar bij tevens de inkomensontwikkeling onder druk zal staan. Dit zal er toe leiden dat de binnenlandse vraag een slechts geringe groei zal vertonen en dat de export juist voor het op peil houden van de economi sche groei en de werkgelegenheid aan be tekenis wint. Het vervolg van dit artikel zal dan ook ge richt zijn op de mogelijkheden ten einde de uitvoer van industriële produkten vanuit ons land te vergroten. Daarbij doet zich het probleem voor dat de Nederlandse export zeer eenzijdig op Europa is gericht, terwijl de groeiperspectieven voor dit gebied de komende jaren juist getemperd zijn. Bo vendien kampt Nederland met een niet op timale samenstelling van het exportpakket van industrieprodukten, waarin namelijk de zogenaamde hoogwaardige technolo gische goederen een relatief bescheiden aandeel hebben. In verband met de toenemende concurren tie op de wereldmarkten, met name ook van de zijde van de nieuw geïndustriali seerde ontwikkelingslanden, is het zaak om over een evenwichtig exportpakket te beschikken. Daarbij dienen tevens de acti viteiten gericht te worden op de niet-tradi- tionele markten. Midden- en kleinbedrijf De Nederlandse export komt voor circa 80% voor rekening van het grootbedrijf. Willen deze ondernemingen op grote schaal kunnen blijven produceren, dan zul len zij, gezien de beperkte binnenlandse markt, verplicht zijn permanent hun aan deel op de buitenlandse markten te verde digen. Daartoe beschikken zij merendeels over verkoopafdelingen, speciaal gericht op de export. Voor kleinere bedrijven ligt dit minder duidelijk. Deze bedrijven heb ben vaak om hun produktieapparaat volle dig bezet te houden voldoende aan de mo gelijkheden op de binnenlandse afzet markt. Kennelijk is in veel gevallen de ex portdrempel te hoog om die zonder duide lijke duw in de rug te nemen. Toch liggen voor een vergroting van de Nederlandse uitvoer belangrijke mogelijkheden bij een groot aantal industriële bedrijven in het midden- en kleinbedrijf. Er dient alles aan gedaan te worden om de reële en vermeende barrières voor deze sector te minimaliseren. Een goed georga niseerd samenspel tussen overheid en be drijfsleven is hiertoe gewenst. Te denken valt bijvoorbeeld aan de regelingen die we van overheidswege reeds kennen voor de subsidiëring van gebundelde exportinitia tieven en voor de subsidiëring van samen werkingsverbanden in het midden- en kleinbedrijf. Deze stimulering van samen werking tussen kleinere bedrijven is onont beerlijk want zo'n bedrijf alleen kan niet ge durende lange tijd de kosten dragen, die het penetreren op buitenlandse markten met zich brengt. Daarnaast dient echter voor een grote ma te van stroomlijning van bestaande export bevorderende maatregelen gezorgd te worden, ten einde de doorzichtigheid en de proceduresnelheid te vergroten, alsme de bestaande achterstanden op dit gebied met het buitenland weg te werken. Exportbevordering De agrarische sector kent een eigen appa raat voor de exportbevordering, met name via de landbouwattachés. Dit heeft in de praktijk bewezen goed te functioneren, mede dank zij een voorbeeldige samen werking tussen overheid en bedrijfsleven. Bij de bevordering van de export van indu strieprodukten daarentegen zijn in Neder land veel instanties betrokken. Naast ver scheidene particuliere organisaties, zoals de Kamers van Koophandel, branche-or ganisaties, het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering (NCH) en de Federatie voor de Nederlandse Export (FENEDEX), houden tevens verschillende overheidsin stellingen zich met de exportbevordering bezig. Als we ons beperken tot de financiële ex portondersteuning door de overheid, dan valt op dat de subsidies hoofdzakelijk ge richt zijn op de export naar de ontwikke lingslanden en dat hier drie ministeries (Economische Zaken, Financiën en Ont wikkelingssamenwerking), alsmede De Nederlandsche Bank bij betrokken zijn. Hieronder volgt een overzicht van de soor ten subsidies van het Ministerie van Eco nomische Zaken, welke bedoeld zijn om de export te stimuleren en de (onlangs nog verhoogde) bedragen die daarmee voor 1 982 gemoeid zijn. Subsidies gebundelde exportinitiatieven f 1 2 min Subsidies samenwerkings verbanden MKB f 1 min Garanties voorbereidings- kosten turnkeyaanbieding f 29 min Garantie voorbereidings- kosten technische ontwerpen en adviezen f 8 min Gemengde kredieten f 50 min Matchingfonds f 229 min Uit deze opsomming blijkt dat de twee belangrijkste kanalen voor exportstimule- rende subsidies het 'matchingfonds' en de 'gemengde kredieten' zijn. Het matching fonds beoogt het opheffen van concurren tievervalsing, die ontstaat doordat veel lan den aan hun exporteurs faciliteiten ver-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 9