Wob VERDERE DALING OLIEPRIJZEN? Kunnen de bij de OPEC (Organisatie van olie-exporterende landen) aangesloten landen nog de officiële basisprijs voor 34 per vat aardolie aanhouden? Deze vraag werd gesteld vóór de laatste vergadering van OPEC op 19 maart jl. Zij blijft actueel ook nadat in die bijeenkomst besloten werd de standaardprijs onveranderd te la ten en de totale produktie tot 18 miljoen vaten per dag te beperken. Met de produk- tiebeperking tracht men de neerwaartse druk op de olieprijs te verlichten, in af wachting van een herstel van de vraag naar olie in de industriële landen in de tweede helft van het jaar. Dit laatste stoelt op de verwachting, dat dan aan het proces van voorraadafbouw een eind zal komen en in de westerse landen een conjunctureel her stel zal optreden. Daardoor zou, volgens OPEC-ramingen, het grote overschot op de oliemarkt verdwijnen en dus de basisprijs voor olie in stand kunnen worden gehou den. Deze raming onderschat echter de structu rele veranderingen, die zich op de wereld markt hebben voorgedaan. Deze traden voor het eerst aan het licht tegen het eind van de jaren zeventig. Als gevolg van maatregelen in de industriële landen na de eerste oliecrisis op het gebied van energie- conservering en -substitutie, trad in het verbruik van energie in die landen een trendbreuk op. Terzelfder tijd echter vond tevens de tweede golf van olieprijsverho gingen plaats. Gemeten ten opzichte van het reële nationale inkomen, daalde de energieconsumptie in de zeven grootste geïndustrialiseerde landen in de periode 1978-1981 met 8%. Daarbij kwamen nog het effect van de ver schuiving van de vraag naar andere ener gievormen en de toename van het verbruik van olie afkomstig uit niet-OPEC-landen, vooral uit de Noordzee en Mexico. Dit alles - samen met het verminderde olieverbruik als gevolg van de recessie - leidde ertoe, dat na een top van 31 miljoen vaten per dag in 1 979 deolieproduktievan OPEC daalde tot circa 20 miljoen vaten be gin 1982. Dit is minder dan de helft van de Vervolg Wob op pagina 6 We zitten weer midden in de cyclus van de voorjaarskringvergaderingen. Ook nu is er één hoofdonderwerp dat méér dan alle andere punten op de agenda de aandacht trekt: 'de vereveningsregelingen'. In het najaar was het centrale thema de 'Centrale Ondernemingsraad' (COR). Beide onderwerpen raken zeer nauw de zo gevoelige relatie tussen aangesloten banken en centrale bank. Voor het bedrijfsbeleid van de aangesloten banken is het actuele onder werp, de vereveningsregelingen, van een nog grotere en directere invloed op het da gelijkse werk dan het COR-project. Niettemin is er een opvallend verschil. Tegen het COR-project kwam veel verzet uit de kringen. De verdere behandeling werd voorlopig voor een jaar opgeschort. Intussen is een compleet voorlichtingsprogramma over de wettelijke regelingen ter zake op gang gekomen. De Commissie Arbeidsverhoudingen bereidt intussen het zogenaamde derde deel rapport voor over de meest gewenste medezeggenschapsstructuur binnen de Rabobankorganisatie. Beide zaken te zamen zullen daarna onderwerp van overleg met de kringen worden. Of dat reeds in het najaar zal lukken is de vraag. De zo brede positieve ontvangst door de kringen van het Rapport Vereveningsrege lingen kwam voor mij wel enigszins als een verrassing. Aanvullende vragenUiteraard. Wensen voor kleine aanpassingen op onderdelen? Jawel. Maar nergens echte weerstand of oppositie. Waarom wordt dit toch wel ingrijpende voorstel met zoveel gemak geaccepteerd? Is het vooral het kostenvoordeel dat aanspreekt en eigenlijk de doorslag geeft? Of speelt ook mee dat in dit voorstel een betere stuurmogelijkheid t.a. v. het kredietbeheer is ingebouwd? Hoe dan ook, het is verheugend dat de vertegenwoordigers in de Centrale Kringverga dering zich door hun kringen ruim gesteund mogen voelen om tot een ombouw van de onderlinge krediet- en waarborgverzekeringen te komen. Ik hoop en verwacht ook dat de verdere behandeling van de huidige voorstellen in de Organisatie even vlot zal blijven verlopen. We kunnen dan terecht claimen dat we een ingewikkeld karwei, met tal van financiële en organisatorische gevolgen voor de aan gesloten banken, snel en voortvarend kunnen klaren. Ons beleid gericht op tegengaan van verliezen en, indien ze toch ontstaan, op verwer king daarvan, wordt hierdoor wezenlijk versterkt. Ir. P. J. Lardinois

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 3