noot maakte van wat tot de privé-sfeer be
hoorde.
'leder voor zich en God voor ons allen'
klinkt wel mooi, maar brengt toch geen
brood op de plank en dat beslist ook niet
toen geheel Europa in de laatste decennia
van de vorige eeuw gebukt ging onder een
rampzalige landbouwcrisis.
Hoe burgemeester Raiffeisen en naar zijn
voorbeeld in ons land de Boerenbonden
en (Coöperatieve) Boerenleenbanken deze
crisis wisten te bestrijden, is voldoende be
kend. Onze Rabobankorganisatie is de
sterke plant, die gegroeid is uit de zwakke
stekjes welke omstreeks het jaar 1 900 ge
plant werden.
Eén van die stekjes (alhoewel lang niet het
eerste) groeide in Wintelre.
Boerenleenbank en Paardenfonds
Op 1 juni 1 911 belegde de afdeling Win
telre van de Noord-Brabantsche Chris
telijke Boerenbond een algemene leden
vergadering waarop werd besloten om
in de herfst of aanstaande winter een
deskundige van de Coöperatieve Centrale
Boerenleenbank te Eindhoven uit de nodi
gen om het boerenleenbankwezen eens
duidelijk uit de doeken te doen.
Die instructieve avond moest dan maar ge
houden worden in de Openbare School en
niet in een herberg, vanwege minder hin
der, minder stoornis en rumoer en een
meer ordelijke gang van zaken.
De Eindhovense deskundige kwam graag
en wel op 24 januari 1912 met als gevolg
dat, na een lange gedachtenwisseling, het
besluit werd genomen tot het oprichten
van een Boerenleenbank.
Tegelijkertijd besloot men maar om een
Paardenfonds op te richten. Terugblikker
denkt dat dit een verzekeringsfonds was en
meent te mogen concluderen dat ossen en
koeien als hulpkrachten langzamerhand
hun plaats moesten afstaan aan paarden
en dat dit misschien een blijk was van
groeiende welvaart onder de agrariërs in
de Kempen.
Op 1 april 1 91 2, tijdens de eerste vergade
ring van de nog zo jonge Boerenleenbank,
gaf de heer Le Loux van de centrale bank
nogmaals een uitvoerige toelichting (men
kon immers niet voorzichtig genoeg zijn?),
waarna het ledenregister door zestien per
sonen werd getekend.
Dat waren: A. van Ham, Jos v. d. Velden, L.
v. d. Ven, P. v. Rooy, J. A. Klessens, H. v. d.
Ven Jz., H. Renders, J. Leermakers, P. v. d.
Heyden, H. v. d. Ven Wz, J. A. Saris, F. Lat
houwers, Pastoor J. F. Manders, H. v.
Knegsel, B. Soetens en P. Oosterbosch.
De andere aanwezigen tekenden nog maar
niet. Zij wilden eerst eens rustig afwachten,
gedachtig het: 'Wie het langst naar zijn
klompen zoekt is het beste af'. De pastoor
trachtte hen nog tot andere gedachten te
brengen. Maar dat lukte zelfs hém niet. De
genen die niet getekend hadden moesten
de vergadering verlaten.
Met algemene stemmen werd nu L. v. d.
Ven tot kassier benoemd. Het bestuur
werd gevormd door A. v. d. Ham, Jos v. d.
Velden en J. A. Klessens. In de raad van
toezicht kwamen F. Lathouwers, P. Ooster
bosch en J. A. Saris.
Omdat pastoor Manders, ingevolge een
besluit van zijn kerkelijke overheid, geen
bestuursfunctie mocht aanvaarden nam hij
graag het geesteljk adviseursschap op
zich.
De 'rest' van de leden, die geen functie
kreeg of aanvaardde mocht waarschijnlijk
door mondreclame trachten het aantal le
den te vergroten
Direct werd aansluiting bij de centrale
bank gevraagd. Dat was goed gezien om
dat het anders wel eens moeilijk kon zijn
om de bank in goede banen te leiden. Nu
kon men op deskundige steun en begelei
ding rekenen.
De bank had een moeizame start. Maar dat
was niets bijzonders. Het ging in het begin
om meestal kleine bedragen, waarmee
vaak kleine bedrijven geholpen moesten
worden, zoals een voorschot van f 100,-
dat in tien jaren moest worden afgelost.
In het eerste jaar werden twaalf spaar
boekjes uitgegeven met een totaal van
f 6500,-. Aan vijf voorschotten werd
f 1725,- uitgezet. Mede daardoor sloot
het leboekjaar met een verlies van f 45,-.
Daarbij kwam nog dat er weinig belang
stelling voor de bank bestond. Men moest
werkelijk tegen de stroom oproeien en min
of meer openlijke tegenwerking trachten te
neutraliseren.
'Veul gewiekster'
In 1 91 5 - de eerste wereldoorlog was een
half jaar oud - dacht het bestuur er over
het bijltje erbij neer te leggen en de bank te
liquideren. Gelukkig adviseerde de centra
le bank om nog maar vol te houden. Dat
was een goed advies, want in 1 922 had de
bank 66 leden en stonden er 135 spaar
boekjes uit met een totaal van f 93 000,-.
Dat lijkt heel fraai, maar aan voorschotten
en kredieten was slechts f 25 000,- uit
gezet. Het zal wel niet meegevallen zijn om
tot een sluitende exploitatie te kunnen ko
men. Maar de groei ging door. In 1 937 bij
het 25-jarig jubileum was het ledental ge
groeid tot 80; bij het 50-jarig bestaan was
dit 140 en bedroeg het totale spaartegoed
van 580 boekjes f 1 1 50 000,-.
Hoe hard de crisis van de jaren dertig toe
sloeg blijkt o.a. uit een prijscourant van De
Goedkope Winkel van J. W. Heymans-
Swalen, die voordelige aanbiedingen had.
Voor een kwartje kocht men daar 1 pond
glycerinezeep, plus 1 groot pak chloor,
plus 1 stuk toiletzeep en een pak zeeppoe
der, 1 zak blauwsel en 1 pond soda. Voor
de vasten kon men iets hartigs kopen zoals
20 stuks zure haring voor 55 cent. Hoest
buien kon men bestrijden met borstsiroop:
1 fles voor 1 7 cent. Zeer aan te bevelen
was de grote fles thijmsiroop voor 75 cent.
Het is te hopen dat dergelijke tijden niet
meer terugkomen! Bij het vijftigjarig jubi
leum van de bank in 1 962 waren nog in le
ven de leden die veertig jaar of langer lid
waren: M. v. d. Ven, Jac. Bartels, C. v.
Beers, A. J. Lemmens, P. Renders, J. C. v. d.
Ven en P. Snelders. Sterke mensen daar in
de Kempen blijkbaar!
J. v. d. Velden, één van de oprichters die
ook het 50-jarig jubileum meemaakte en
bestuursfuncties bekleedde sprak de ge
denkwaardige woorden: 'Ja, ja, ik heb dik
(-wijls) mar goe(d) geluisterd as er 'n an
der bestuurslid iets zin (zei) die warren
meestal veul gewiekster as. Job.'.
De winstcijfers bleven zó dat men er niet
bepaald geestdriftig over behoefde te wor
den. Dat is ook niet de bedoeling van onze
Rabobanken. Winst maken is wel noodza
kelijk, maar is geen dóel, zoals men weet.
Maar de bank groeide tóch en moest nodig
naar een betere behuizing. In 1962 kon
van de gemeente Vessem, die het belang
van een goedfunctionerende bank goed in
zag, tegen een billijke koopsom een bouw
terrein worden aangekocht. De daarop ge
bouwde bank werd in 1 966 ingewijd en in
gebruik genomen.
Een zeer grote verbetering, want, schrijft
directeur Heuveling: 'De bank was eertijds
gevestigd in de boerderij van de kassier. De
weg ernaartoe was zeer slecht. Zo slecht
dat men in de winterdag laarzen aan moest
doen en sloffen moest meebrengen om
netjes binnen te komen. Er was ook geen
straatverlichting.'
De keuken van de kassier was de wachtka
mer. Die zat geregeld vol met mensen. Het
was een echt 'buurthuis'.
Men stoorde zich niet erg aan de officiële
openingstijden. De mensen kwamen op elk
ogenblik van de dag, als de kassier aan het
ploegen was of 's avonds, als hij aan het
melken was. 's Avonds kon men dan een
gezellig praatje maken. Overdag kon het
paard bést een poosje alleen op het land
blijven staan. Het is zelfs gebeurd dat
iemand in de nacht van zondag op maan
dag om 1 uur geld kwam halen, omdat hij
maandagsmorgens naar de paardenmarkt
wilde gaan. Tb.