Enkele grepen uit oratie van prof. dr. P. W. Moerland Oud-medewerker werd hoogleraar Met een groeiend aantal bedrijven en zelfs non-profit organisaties in moeilijkheden, failliet of in deconfiture, rijst in ons land steeds vaker de vraag of wij hier niet te maken hebben met een management-cri- sis. Hebben wij wel voldoende bekwame leiders, die het bedrijfsleven door het huidige recessiedal kunnen slepen? Als deze vraag al negatief zou moeten worden beantwoord, zeker is dat wij hier te lande niet meer te klagen hebben over opleidingen in de sfeer van de bedrijfskunde. Er is op dit terrein de laatste jaren wel wildgroei geweest, maar er is ook orde te bespeuren. Universiteiten en Hogescholen hebben faculteiten voor Bedrijfskunde gesticht, of wel in eigen beheer of gezamenlijk in zogenaamde interfaculteiten. I T ft f r door dr. J. Th. Adolfse, hoofd directoraat Middelenbeheer Prof. dr. P. W. Moerland, tweede van links, onder collega-professoren. tuatie van een centraal geleide rende- mentspolitiek. De investeringsprikkels worden dan gebureaucratiseerd. Een an dere mogelijkheid is om arbeidsinkomens in een ruimere mate van de bedrijfsuit- komsten te doen afhangen dan thans ge bruikelijk is.' In de onderneming werken een veelheid van belangen te zamen en soms tegenge steld. Een deel van die belangen is 'gecol lectiviseerd'. Dit heeft tot verstarringsver schijnselen aanleiding gegeven, zowel in de zeggenschap, in het dragen van de risi co's en in de vergoedingen. Een voorwaar de om weer beweging hierin te krijgen is Op 16 februari aanvaardde profes sor dr. P. W. Moerland zijn ambt als hoogleraar in de Bedrijfskun de aan de Rijksuniversiteit te Groningen en werd daarmee toegevoegd aan het veel stemmig koor van bedrijfskundigen in Ne derland. Dit feit trok de aandar ht van onze bank, omdat deze - letterlijken figuurlijk - jonge hoogleraar nog niet zo lang geleden mede werker was van Rabobank Nederland. In het slotwoord van de oratie waarmee hij zijn ambt aanvaardde maakte hij daarvan tot plezier van de 'oude' Centrale Staf- groep van de bank gewag. Welnu, met zijn oratie paalde hij tegelijker tijdjzijn territo rium af en dat bleek erg groot te zijn. In de opvatting van Moerland behoort de Bedrijfskunde blijkbaar niet tot de bedrijfs economie, maar ligt duidelijk tussen deze en de algemene economie in. Niet inge klemd, maar kennelijk zeer ruim bemeten. Het credo van Moerland beslaat een zeer groot veld, waarin micro-kleine aspecten van bedrijfsorganisatie en macro-grote aspecten van sociaal-economisch beleid worden aaneengeregen. Voor degenen in de bank, die hem van na bij hebben leren kennen, wekt dat geen verbazing. Ook hier wist hij in de korte tijd van zijn verblijf nogal wat gelukkige huwe lijken tot stand te brengen tussen micro- en macro-aspecten van het economisch leven tot gerief van onze bank, voor wie hij, samen met zijn collega's, meedacht over strategie en beleid op kortere en langere termijn. Een résumé te geven van zijn ora tie, welke op zichzelf een sterk geconden seerde visie geeft over zeggenschap, risico en de verdeling der toegevoegde waarde, is niet wel doenlijk. Een paar citaten mogen wellicht een indruk geven van de essentie van zijn rede. 'De functie van het ondernemend vermo gen is ten prooi gevallen aan een tweevou dige erosie, namelijk op het punt van de feitelijke zeggenschap en op het punt van de vergoeding.' Met betrekking tot de vergoeding stelt hij: 'De arbeidsmarkt is in sterke mate gecol lectiviseerd en draagt daardoor een geo riënteerd karakter. Dit geldt in veel mindere mate voor de markt van ondernemend ver mogen. Dit verschil in oriëntatie van beide markten heeft bijgedragen tot het groei end aandeel van - uit hoofde van het ar beidsinkomen - betrekkelijk vaste claims binnen de totale toegevoegde waarde. De speelruimte voor het restinkomen als prikkel tot aanvaarding van onverzekerba re risico's en als buffer tegen de daaraan inherente verlieskansen wordt bijgevolg steeds kleiner.' Daarvoor draagt hij wel oplossingen aan, maar zet hij tegelijkertijd vraagtekens: 'Zo is het denkbaar ook de markt voor onder nemend vermogen verder te reguleren. Dat gebeurt reeds in zover er sprake is van steunfinanciering, garantieverlening en dergelijke. In uiterste vorm ontstaat een si- dat er een zekere de-collectivisering van het sociaal-economisch proces nodig is. Met deze opmerking legt Moerland een sterk verband tussen micro- en macro economie en gaat hij aan de actualiteit in Nederland, hoe wetenschappelijk de plaats waar hij 'staat' ook mag zijn, niet voorbij. Nog een opmerking van luchtiger aard. Dat betreft Moerlands taalgebruik. Wat te zeg gen van uitdrukkingen als 'personele ver- twijning' en 'vermogensafwasdeling'? Of over de garantieregeling PPM 1981: 'Een therapie, waarbij de patiënt het bed uit mag, maar niet zonder matras...' Ten slotte sprekend over vormen van aan sprakelijkheid en medezeggenschap en waarschijnlijk doelend op de commandi taire vennootschap: 'In dat proces wordt een belangrijke rol vervuld door de figuur, waarbij inbreng van ondernemend vermo gen geschiedt zonder de uitoefening van daadwerkelijk medebestuur. Die bestuur lijke rust vindt men onder meer terug in de term 'slapende vennoot'. Nu moet het woord 'slapend' niet al te letterlijk worden opgevat al is het wel zo, dat rusteloze nachtbrakers hoofdelijk uit de droom van hun aansprakelijkheidsbeperking kunnen worden geholpen.' Moerlands oratie was niet makkelijk. Zijn studenten zijn niet te benijden. Hij zal ze wel en somtijds verluchtigd, inspireren om afstand te nemen van vaste denkpatronen en om gebaande wegen te verlaten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 11