Uitvoer meer richten op groeimarkten
en geavanceerde produkten
strekken op het terrein van de voor- en na-
financiering. Als een Nederlandse onder
nemer op de internationale markt een con
currerende aanbieding doet, maar uit de
markt geprijsd dreigt te worden, omdat de
buitenlandse concurrent een goedkoper
krediet aan de afnemer kan bieden, dan
kan de Nederlandse regering via het mat-
chingfonds bijspringen om deze oneigen
lijke concurrentie ongedaan te maken (ten
minste voor zover het nafinanciering be
treft).
Met de gemengde kredietenregeling kan
de regering aan ontwikkelingslanden, on
der deels 'zachte' en deels commerciële
voorwaarden, kredieten verstrekken. Om
dat het hier alleen om zogenaamde ont-
wikkelingsrelevante projecten gaat en de
transacties tevens van belang moeten zijn
voor de Nederlandse werkgelegenheid,
zijn bij deze regeling zowel het Ministerie
van Economische Zaken als Ontwikke
lingssamenwerking betrokken. Tot zover
de subsidies van Economische Zaken.
Een andere, zeer belangrijke vorm van ex
portstimulering die genoemd dient te wor
den is het exportfinancieringsarrange
ment. Dit is een overeenkomst tussen De
Nederlandsche Bank en de banken, die ex
porteurs van kapitaalgoederen in staat
stelt financiering aan te bieden tegen een
lagere dan de normale commerciële rente.
Naast deze zuiver financiële regelingen is
voor de export ook de kredietverzekering
van groot belang. In ons land geschiedt de
ze door de Nederlandsche Credietverzeke-
ring Maatschappij NV (NCM), een particu
liere onderneming met banken en verzeke
ringsmaatschappijen als belangrijkste
aandeelhouders.
Enige aanbevelingen
Op de hier genoemde exportfaciliteiten is
echter, zoals al eerder werd uiteengezet,
nog wel het nodige aan te merken.
In brede kring wordt geklaagd over de vele
regelingen op exportgebied in Nederland
en de trage afhandeling van aanvragen om
exportsteun. Met name voor ondernemers
in het midden- en kleinbedrijf, die niet over
een gespecialiseerde staf beschikken, tre
den hier knelpunten op. Bij een vergelijking
met het buitenland valt op dat aldaar over
het algemeen sprake is van een grotere
mate van centralisatie. Zo zijn in Frankrijk,
Engeland en Japan de beleidsvoering en
de fondsentoewijzing geconcentreerd in
een centrale exportbevorderende organi
satie en niet zoals bij ons verspreid over
verschillende ministeries. Daarom dient bij
de bevordering van de export van indu-
strieprodukten in ons land eveneens ge
dacht te worden aan centralisatie van be
voegdheden in één lichaam.
Ter versnelling en versoepeling van het be
staande besluitvormingsproces voor ex
portsubsidies zou gedacht kunnen worden
aan de volgende maatregelen:
Bij een beroep op het matchingfonds
moet de procedure meer gestroomlijnd
worden via een centrale instantie. Boven
dien dienen de modaliteiten ten aanzien
van maximale looptijd, maximum bedrag
en valutasoort meer in overeenstemming
te worden gebracht met de huidige praktijk
in andere landen.
Bij het gemengd krediet voor exporteurs
zou het een verbetering zijn, indien de nor
men van Economische Zaken worden toe
gepast op een groter deel van de beschik
bare middelen, inclusief die van de begro
ting van Ontwikkelingssamenwerking,
waarvoor thans strengere normen worden
gehanteerd.
Ten aanzien van de kredietverzekering
lijkt Nederland in vergelijking met het bui
tenland een redelijk pakket te bieden. Toch
zijn er ook op dit gebied enkele verbeterin
gen mogelijk. Te denken valt aan een snel
lere afwikkeling van aanvragen door een
verdergaande delegatie van bevoegdhe
den aan de NCM (waardoor de wat lange
weg via de Dagelijkse Commissie naar het
Ministerie van Financiën wordt vermeden).
Bovendien hanteert de NCM een vast af
lossingsschema. Er zou echter meer reke
ning kunnen worden gehouden met de
terugverdientijd van de investeringen. Ten
slotte moet overwogen worden om de
hoogte van het eigen risico gelijk te trekken
met wat door buitenlandse kredietverzeke
ringsmaatschappijen wordt gehanteerd.
Deze aanbevelingen zijn zeer zeker niet
bedoeld om de Nederlandse export ten
opzichte van het buitenland via sub
sidie- en andere regelingen in een dus
danige voordelige positie te brengen,
dat sprake zou zijn van protectie en
oneerlijke concurrentie. Veeleer zijn ze
erop gericht de nadelige positie van de
Nederlandse exporteur tegenover zijn
buitenlandse concurrent op te heffen
door hem dezelfde mate van effectieve
steun te verlenen als elders het geval
is.