Geld- en kapitaalmarkt De eerste drie weken van februari was het vrij rustig op de valutamarkt. De dollarkoers schommelde rond een niveau van f2,60, waarbij de richting van de fluctuaties gelijk was aan die van de Amerikaanse rente. Ook de koersen van yen, pond sterling en Zwitserse frank vertoonden ge ringe afwijkingen rond een vast niveau. In het EMS ver toefden de Franse frank, de lire en de gulden in de boven ste regionen, terwijl de Belgische frank zich op de bodem bevond. Er was echter geen sprake van spanningen in het stelsel. De aanpassingen waartoe op 21 februari werd besloten, kwamen voor velen dan ook als een verrassing, ofschoon er in oktober reeds op was aangedrongen. De Belgische autoriteiten hadden om een aanzienlijk forsere devaluatie gevraagd dan de 8'/2°/o waartoe tot groot onge noegen van met name de Luxemburgse autoriteiten werd besloten. Omdat Luxemburg met België een monetaire unie vormt, werd eerstgenoemd land namelijk eenzelfde devaluatie opgelegd. Het Belgische devaluatieverzoek werd ingewilligd in verband met de ernstige onevenwich tigheid van de lopende rekening van de betalingsbalans, waarbij ook werd overwogen dat de koersaanpassing deel uitmaakte van een pakket van binnenlandse beleidsmaat regelen, gericht op economisch herstel. Denemarken maakte van de gelegenheid gebruik om de kroon met 3 te devalueren. Het EMS is in maart 1 979 van start gegaan met de bedoe ling een zone van monetaire stabiliteit te bewerkstelligen. De deelnemende landen waren er zich van bewust, dat daartoe het economische beleid beter op elkaar diende te worden afgestemd. Indien men daarin niet slaagt, zijn koersaanpassingen onvermijdelijk. Dat is nu een vijftal ke ren gebeurd. De geloofwaardigheid van het stelsel onder vindt echter schade van al te frequente aanpassingen, ze ker indien deze (vrij) fors zijn. Bovendien moet voor alles een devaluatiewedloop worden voorkomen. Onmiddellijk na de herschikking in het EMS nam de Belgi sche frank de koppositie in, waarna de Deense kroon meestal de sterkste was. De gulden kon zijn stevige positie in het EMS ook na de spilkoersaanpassingen handhaven. De geldmarktrente was onder invloed van de buitenlandse renteontwikkeling en onzekerheid over de modaliteiten van het nieuwe contingent, medio februari enigszins op gelopen tot bijna 10'/2% voor het 3-maands interbancaire tarief. De Nederlandsche Bank bepaalde dat in de periode van 1 8 februari tot en met 1 9 mei de geldmarktpartijen gezamen lijk tegen de officiële tarieven een beroep op haar mogen doen van f 3,2 miljard gemiddeld per dag. Dit contingent mocht tegen betaling van 1/2% extra rente met maximaal 20% worden overschreden, zodat in totaal een beroep wordt toegestaan van f 3,8 miljard (f 5,5 miljard in de vori ge periode). Aangezien het geldmarkttekort ongeveer f 6 miljard beliep en derhalve het contingent aanzienlijk over schreed, kwam De Nederlandsche Bank de geldmarkt van 1 8 februari tot 3 maart tegemoet met een speciale bele ning. Tegen betaling van 10% rente kregen de banken aldus de beschikking over een additionele kredietfaciliteit van bijna f 3,2 miljard. Dit was ruimschoots voldoende om de geld markttekorten gedurende de rest van de maand op te van gen. De tijdelijke marktsteun werd begin maart voortgezet met een speciale belening van ruim f 2 miljard tegen 95/s Het verloop van het geldmarkttekort werd hoofdzakelijk bepaald door de ontwikkeling van het Schatkistsaldo. Niettegenstaande forse betalingen door het Rijk, was de Schatkist op 1 maart met bijna f 2 miljard gevuld. Dit was onder meer mogelijk, doordat de opbrengst van de Staats lening van januari (f 1200 miljoen) werd gestort. Boven dien wist de Agent van het Ministerie van Financiën door middel van de tweede tender 5-jaars schatkistpapier van dit jaar f 694 miljoen te contracteren. De rente werd vast gelegd op 1013/16 hetgeen in verband met de half jaarlijkse coupon een effectief rendement van 11,1 be tekent. Op 26 februari besloot De Nederlandsche Bank de rente opslag voor het gebruik van de eerste overschrijdingszone van het contingent ongedaan te maken. De vooral door het fikse overschot op de lopende rekening van de beta lingsbalans sterke gulden, stelde De Nederlandsche Bank in staat tot deze stap ter bevordering van de onder invloed van de internationale rentebeweging in gang gezette rentedaling. Vervolgens schafte het bankwezen per 2 maart de extra opslag op de debetrente voor rekening- courantkredieten af, die sedert mei van het vorig jaar onaf gebroken was gehanteerd. Begin maart bedroeg het 3- maands interbancaire tarief circa 9Vï%. De Nederland se korte rente bevond zich daarmee onder de Duitse. Op de kapitaalmarkt was het renteverloop ongeveer paral lel aan dat van de geldmarkt. De daling die per saldo op trad was echter bescheidener van omvang, terwijl de Ne derlandse kapitaalmarktrente zich boven de Duitse beond. Begin maart wees de middellange rentewijzer circa 10% aan en kwam daarmee voor het eerst sinds medio vorig jaar onder 1 1 Ook op de onderhandse markt trad enige tariefdaling op. De 11%% obligatielening van Bank Mees Et Hope werd een succes. De 1 1 'A°/o emissie van de Bank voor Neder landsche Gemeenten met een gemiddelde looptijd van 1 8 jaar, die daarop volgde, was zo geslaagd dat het emis siebedrag met f 50 miljoen werd verhoogd tot f 200 mil joen. Nog voordat de inschrijving op de BNG-lening was afgesloten, werd een 11 '/2%-obligatielening van de Asian Development Bank aangekondigd, een internationale fi nanciële instelling die tot doel heeft de economische ont wikkeling en samenwerking in Azië te bevorderen. De ge middelde looptijd was 8 jaar en het gevraagde be drag f100 miljoen. Het effectief rendement bedroeg 11,7 terwijl de middellange rentewijzer op het moment van inschrijven minder dan 11 aanwees. De lening is dan ook succesvol verlopen. Ook in februari werd weer een Staatslening aangekon digd. De couponrente van 11 'A% leek aan de hoge kant, hoewel het min of meer gebruikelijk is dat deze boven de marktrente wordt vastgesteld. Bij de aankondiging van deze lening leefde de verwachting van een (verdere) rentedaling. Met de looptijd (5 5 jaar) moest kennelijk ook buitenlandse interesse worden ge wekt. Bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds was f 300 miljoen voorgeplaatst. Van de mogelijkheid de couponrente te wijzigen werd geen gebruik gemaakt. Uit deze gegevens kan worden ge concludeerd, dat de Agent een fiks bedrag uit de markt wilde nemen. Met een totale (record)opbrengst van f 2,8 miljard bij een koers van uitgifte van 101,5 is hij daarin alleszins geslaagd. drs. J. H. P. M. van Lange

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 42