37 van eerstgenoemde categorie van schul den vindt meestal plaats door middel van multilaterale besprekingen onder auspi ciën van de OESO, waartoe een consortium van de bij de herfinanciering betrokken OESO-landen wordt gevormd. Meestal wordt in dit verband gesproken over de 'Paris Club'. Doorgaans vinden dergelijke besprekingen binnen een OESO-consor- tium plaats in samenhang met besprekin gen tussen het debiteurland en het Inter nationale Monetaire Fonds (IMF), dan wel nadat reeds een kredietovereenkomst met het IMF is afgesloten. Aan een dergelijke kredietovereenkomst met het IMF is een aantal voorwaarden verbonden ten aan zien van het door het debiteurland te voe ren economische beleid, alsmede met be trekking tot de vermindering van gerezen betalingsachterstanden. Bovendien ziet het IMF toe op naleving van deze voor waarden. In feite komt het hier op neer, dat de credi teuren alleen dan bereid zijn tot een op schorting van de betalingsverplichting over te gaan, indien het betrokken land door een wijziging in het te voeren econo mische beleid zijn betalingsbalanspositie tracht te verbeteren. Immers alleen in dat geval kan uitzicht op terugbetaling van de schulden worden geboden. Een positief resultaat in de onderhandelin gen met de 'Paris Club' en het IMF vormt veelal een noodzakelijke voorwaarde, ten einde tot een herstructurering van de com merciële bankschuld te geraken. Gezien het grote aantal banken, dat bij een her structurering betrokken kan zijn, wordt voor de commerciële bankschuld meestal een werkgroep gevormd, die de onderhan delingen met het debiteurland voert. Zo werd bij de onderhandelingen over de her structurering van de commerciële bank schuld van Polen een werkgroep bestaan de uit 21 banken gevormd, die optrad als vertegenwoordiger van de in totaal bijna 500 bij de herstructurering betrokken ban ken. Landenlimiet Door de sterke groei van vorderingen op het buitenland, waar de groei van het eigen vermogen van de banken in het algemeen bij ten achter bleef, alsmede door het op treden van betalingsachterstanden in een aantal landen en de noodzaak tot herstruc turering van schulden, is de problematiek van het landenrisico dus aanzienlijk toege nomen. Dit heeft er onder meer toe geleid, dat de meeste banken een systeem van landenlimieten zijn gaan toepassen, waar bij op grond van een risicobeoordeling voor ieder land afzonderlijk een limiet wordt vastgesteld. Daarnaast zijn de mo netaire autoriteiten in de belangrijkste geïndustrialiseerde landen doende hun toezicht op het landenrisico te intensive ren. De sterke groei van het buitenlandse be drijf heeft ook onze bank genoopt meer aandacht aan het landenrisico te geven en een systeem van landenlimieten te ontwik kelen. In dit systeem wordt een aantal risi cocategorieën onderscheiden, waarbij voor iedere risicocategorie een maximale limiet geldt, uitgedrukt in een percentage van ons eigen vermogen. Met andere woorden landenlimieten worden gekop peld aan het eigen vermogen van de bank. Immers het totaal van vorderingen op (ver schillende) debiteuren in een bepaald land kan als één groot krediet aan dat land wor den beschouwd, waarvan de rentebetaling en aflossing kwestieus wordt, indien dat land in betalingsproblemen verkeert dan wel de politieke situatie gevaar oplevert. In zo'n geval zal de bank over voldoende ei gen middelen dienen te beschikken om een eventuele calamiteit op te vangen (sol vabiliteit). Naarmate de risicocategorie een grotere kans op betalingsproblemen aan geeft, zal de maximale limiet en dus het percentage van het eigen vermogen lager liggen. Hoewel hiervoor met name gesproken is over het landenrisico verbonden aan de kredietverlening aan ontwikkelingslanden, vallen in principe alle landen in de wereld onder dit landenlimietensysteem. De plaatsing van een land in een bepaalde risi cocategorie geschiedt door middel van een risicobeoordeling aan de hand van een macro-economische analyse, alsmede op grond van sociaal-politieke factoren. De macro-economische analyse heeft tot doel te onderzoeken in hoeverre betalings problemen in de toekomst zouden kunnen optreden (het economisch transferrisico). Deze analyse is opgedeeld in een drietal gebieden. In de eerste plaats wordt geke ken naar de betalingsbalanssituatie en de buitenlandse schuldpositie. Aan de hand van betalingsbalansprojecties en de om vang en structuur van de aanwezige schul den en deviezenreserves, wordt hier on derzocht in hoeverre de verplichtingen voortvloeiende uit de buitenlandse schul den, op korte termijn gehonoreerd kunnen worden. Voor de middellange termijn is voor de ontwikkeling van de externe positie tevens de wijze van besturing van de eco nomie van belang. Onderzoekingen heb ben namelijk uitgewezen dat naast externe factoren, die buiten de invloedsfeer van het betrokken land lagen, vooral inconsisten ties in het beleid van de autoriteiten (met name op het gebied van het begrotingsbe leid en de monetaire politiek) in het verle den tot de noodzaak van herstructurering van de buitenlandse schuld hebben geleid. Ten slotte wordt een analyse gemaakt van de structuur en de ontwikkelingsmogelijk heden van de economie. De analyse van de sociaal-politieke situatie heeft tot doel een uitspraak over het poli tieke transferrisico te doen. Aan de hand van de beoordeling van beide vormen van risico wordt ten slotte een eindoordeel over een land gevormd. Toekomst Vaak worden de toegenomen kredietrisi co's, de verslechterde kapitaalverhoudin gen en de gedaalde rentabiliteit genoemd als belemmerende factoren voor een voortgezette rol van het internationale pri vate bankwezen bij het verstrekken van be talingsfinanciering voor de groep van ont wikkelingslanden. Met name zou de con centratie van deze kredietverlening in een beperkt aantal ontwikkelingslanden ertoe leiden, dat de banken geconfronteerd wor den met de door hen gestelde grenzen aan het uitstaande obligo, gemeten in relatie tot de omvang van het eigen vermogen, hetgeen we hiervoor de landenlimiet heb ben genoemd. Uit een recente enquête onder de interna tionaal opererende banken bleek, dat bijna driekwart van de ondervraagde banken bo vengenoemde factoren niet als een signifi cante restrictie voor hun buitenlandse uit- zettingenbeleid ervaren1). De meerderheid van de banken die aan dit onderzoek deel nam, verklaarde te verwachten ook in de toekomst het aandeel van de buitenlandse uitzettingen in het balanstotaal te vergro ten. Dit ondanks het feit dat de risico's, voortvloeiend uit de omvang van de schul denlast van de ontwikkelingslanden in ver houding tot hun exportmogelijkheden, zijn toegenomen. Met een toename van het aantal herstructureringen van schulden moet dan ook rekening worden gehouden. Echter bij deze enquête verklaarde het me rendeel van de banken tevens, evenals in het verleden, de verliezen op buitenlandse uitzettingen voor de toekomst lager in te schatten dan die op de binnenlandse kre dietverlening. Hoewel in het buitenlandse bedrijf risico's optreden die in het binnen landse bedrijf niet aanwezig zijn, zoals het landenrisico, betekent dit geenszins dat het internationale kredietbedrijf ook in de praktijk tot een grotere kans op verliezen leidt. Cruciaal is de mate waarin de risico's beheersbaar kunnen worden gemaakt. Een landenlimietensysteem vormt daarbij een noodzakelijk instrument. II 1Group of Thirty: The outlook for international bank lending.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 41