Landbouwcommentaar van de Gemeenschap zullen de lasten van het Verenigd Koninkrijk niet willen dragen, dat lijkt wel zeker. West- Duitsland kan zich erop laten voorstaan dat het net als En geland steeds heeft gesteld dat het Europese beleid te duur is. Het is bovendien door zijn grote welvaart, waar door er veel BTW binnenkomt, de grootste 'nettobetaler' van de EG. De kans is groot dat de Engelse rekening terecht zal ko men bij de 'netto-ontvangers met een redelijk hoge wel vaart', zijnde de Benelux en Denemarken. Dan is onze na tionale schatkist toch weer in het plaatje. Tegen een der gelijke gang van zaken zal terecht vanuit Europese kringen groot bezwaar moeten worden aangetekend. Immers, de landen die zo goed mogelijk hebben ingespeeld op het Eu ropese beleid, gericht op bevordering van de produktiviteit en onderlinge handel zouden worden gestraft. Want ons zogenaamde positieve saldo komt door de grote agrari sche export. Een 'kosten-baten' analyse van de Europese Gemeenschap per land houdt meer in dan een kasboek van het Europese beleid of het Europese landbouwbeleid. Er is via de Europese Gemeenschap een vrij handelsver keer in industriële produkten, in diensten, in kapitaal ont staan. De waarde daarvan komt niet in de financiële over zichten voor, maar zal in de politieke discussies op de Top in maart zeker meespelen. Inspirerend beleid Dat de vaststelling van landbouwprijzen moet wachten tot er op topniveau overeenstemming over bereikt is, moge dan een teken zijn van het belang van deze sector voor Eu ropa. Er kunnen ook vraagtekens bij gezet worden. 'Zo gauw generaals zich in de frontlinies begeven is niet alleen de slag, maar ook de veldtocht verloren,' zou Napoleon hebben gezegd. Europa zit te wachten op inspirerend nieuw beleid, om de grote problemen van vandaag aan te pakken. Begint men met het bereikte terug te draaien, dan wordt het des te moeilijker gezamenlijk nieuwe stappen voorwaarts te zetten. De krant is een mijnheer. Een uitdrukking die stamt uit de tijd dat de gelijkheid der sexen nog niet aan de orde was. Nu zou zo'n gezegde terstond leiden tot feministische tegen spraak en na heftige discussie naar het compromis, de krant is een mens. Zo mijmerde ik wat over deze Franse zegswijze toen ik in de rij stond in de feestzaal van de centrale bank om meester Jan Roe/ofs Haverkamp geluk te wensen met zijn zilveren jubileum en dit mede namens mijn bestuur en de raad van toezicht. Ik had daar in die uiterst trage polonaise alle tijd om hem eens op mijn gemak te observeren, want mijn beide buren waren gewikkeld in een gesprek van zo 'n duizelingwekkend niveau, dat zelfs de lust tot luisteren mij verging. Juist ja, over automatisering dus. De krant is een mijnheer en de Grote Van Date zegt daar over, dat het een volwassen manspersoon is, met wie men niet gemeenzaam is en die men niet tot de geringe stand re kent. De krant is een mijnheer en de jubilaris stond daar met zijn markante kop heel duidelijk zijn krant te symboliseren. Niet van geringe stand uiteraard, maar wel heel erg gemeen zaam en daardoor wellicht toch meer meneer dan Mijn Heer! Bovendien is een heer iemand, die door zijn elegante kle ding, zijn voorname maniertjes en zijn bekoorlijke stem een tikkeltje anders is dan de modale man. Voor wat zijn kleren aangaat, schatte ik hem op een van die figuren die bijna dagelijks door een echtgenote dienen te worden gecontroleerd op een juiste afstemming van de kleur van sokken en dassen. Een zachte stem is door een ons allen bekende oorzaak niet weggelegd voor deze meneer en voorname manieren leken mij ook al niet tot zijn sterke kant te behoren. Een man met de inborst van zo'n heer immers, zou het niet lukken een krant als ons maandblad gevuld te krijgen. Bij de centrale bank is men op elk niveau voortdurend zo druk bezig met het maken van beleid, dat het verklaren er van in de vorm van leesbare artikelen in ons maandblad er ongetwijfeld bij zou inschieten, als daar niet die straffe en ongemakkelijke hand was. Niet de zachte hand van een heer, maar de strenge knuist van een vent, van een kerel met haar op de tanden, een man van de daad. Geen heer, doch een béér, wiens dreunende stappen op de gangen elke verontschuldiging voor het niet schrijven van wat dan ook bij voorbaat doen verschrompe len tot bleke en schamele uitvlucht. Als ik hem op algemene vergaderingen of tijdens bijeen komsten van de centrale kring van verre gadesla, zie ik hoe hij voortdurend zijn gespreksgenoten papier en pen onder de neus drukt. Wie denkt dat dit slechts vertoon is om de waardigheid van zijn journalistieke professie te onderstrepen, vergist zich deerlijk. Hij, de jurist van origine, verzamelt schriftelijke be wijsstukken, waarmee hij de ongelukkigen later herinnert aan de in een moment van zwakte ofvergadereuforie geda ne toezegging. Is dat een heer, of is dat een keiharde krantenman, wiens be roep eist, dat hij anderen voortdurend achterna zit, prest, dreigt en dwingt, maar desnoods smeekt en vleit. Dat we hem in de wandeling nog wel meneer noemen, stamt ongetwijfeld uit de tijd dat hij een deftig jurist was bij de bank, waar tradities nu eenmaal een lang leven hebben. En toen was het gedaan met mijn overdenkingen, want ik was aan de beurt. Ik gaf mijn presentje en hij schudde mij langdurig de hand, keek me doordringend aan en sprak, veel luider dan mij Hef was: Ik heb uw bijdrage voor deze maand nog niet ontvan gen! Vandaar, Mijnheer Haverkamp, dit stukje te zamen met mijn beste wensen. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 38