Instrumenten monetair beleid We bespreken er een paar: - officiële tarieven; - contingent; - speciale belening; - valutaswap; - kasreserveregeling. Allereerst stelt DNB de officiële tarieven vast; dat wil zeggen dat zij de hoogte van het wisseldisconto, de voorschotrente en het promessedisconto bepaalt. Door deze tarieven te wijzigen kan DNB invloed uitoe- i fenen op de renteontwikkeling. Daarnaast is van belang in welke mate en tegen welke prijs het bankwezen een be roep mag doen op de kredietfaciliteiten bij DNB. De gezamenlijke banken staan de laatste jaren namelijk permanent bij haar in het krijt. We spreken van een structureel tekort op de geldmarkt. Als de roodstand van het bankwezen, die als geldmarktte kort wordt aangeduid, toeneemt noemen we dat een verkrapping van de geldmarkt, het omgekeerde een verruiming. De banken worden tegemoet gekomen door middel van het contingent; dat is het i maximale gemiddelde beroep dat de ban ken per dag tegen de officiële tarieven op DNB mogen doen. Zij stelt elke drie maan den de omvang van het contingent vast en bepaalt daarbij ook een eventueel toege stane overschrijding en de voor het gebruik daarvan te betalen rente. Het kan echter gebeuren dat het contin gent, inclusief de eventueel toegestane I overschrijding, niet toereikend is om het geldmarkttekort te dekken. Indien DNB dan niet extra te hulp schiet, zal het bank wezen een beroep op de geldmarkt doen. De dan toenemende vraag zal bij het gege- ven aanbod tot een rentestijging leiden. DNB zal onder meer in zo'n situatie de ban ken tegemoet komen en tijdelijk steun ver- lenen door middel van een speciale bele ning en/of valutaswapfs). Het eerstge noemde instrument houdt in dat de ban ken voor een bepaalde periode (meestal één of twee weken) tegen een vastgesteld rentepercentage een zeker extra beroep (dus naast het contingent) op kredietfacili teiten van DNB mogen doen. Een swap, meestal in dollars, is een overeenkomst waarbij door het bankwezen vreemde valu ta aan DNB worden verkocht in ruil voor guldens. Derhalve daalt het geldmarktte kort. Daarbij wordt meteen afgesproken dat na een bepaalde periode (meestal een of enkele weken) de transactie in omge keerde richting zal worden voltrokken. Dus: het bankwezen koopt de eerder aan DNB verkochte vreemde valuta terug en de geldmarktverruiming wordt terugge draaid. Ook voortijdelijke hulp door middel van swaps moet een prijs worden betaald. De kasreserveregeling ten slotte impliceert dat de banken kunnen worden verplicht een bepaald percentage van de aan hen toevertrouwde middelen renteloos bij DNB aan te houden. Als het bankwezen erg goed in de slappe was zit, zou DNB daartoe kunnen overgaan. Dit is overigens voor het laatst in 1977 gebeurd. De vaststelling van de officiële tarieven en de omvang van de geldmarkthulp, die DNB gezien de omvang van het geldmarkttekort verstrekt alsmede de prijs waartegen zij dat doet, is dus - naast de buitenlandse rente - bepalend voor onze geldmarktta rieven. De renteverschillen met het buiten land, die daaruit voortvloeien, hebben in vloed op de vraag naar guldens. Ook interventies op de valutamarkt hebben consequenties voor zowel de rente als de wisselkoers. Gesteld dat de positie van de gulden op de valutamarkt verzwakt, dan kan DNB interveniëren door vreemde valu ta te verkopen. Als zij deze verkoopt aan een bank en daar voor met guldens wordt betaald, zal de wisselkoers van de gulden in de gewenste richting worden geduwd. Daarnaast treedt er een verkrapping van de geldmarkt op omdat de schulden van de banken bij DNB toenemen. Dit heeft een opwaartse rente- druk tot gevolg. DNB kan onder meer tot interventies wor den verplicht, omdat er een betrekkelijk stabiele positie van de gulden wordt geëist door de samenwerking van het Europese Monetaire Stelsel (EMS). DNB kan echter ook op vrijwillige basis tot interventies overgaan; bijvoorbeeld om een koersstij ging van de dollar te temperen. Als richt snoer voor het wisselkoersbeleid van DNB dient de koersverhouding tussen de mark en de gulden. Zodra deze bepaalde - vrij nauwe - grenzen overschrijdt, grijpt DNB j in. Door zo te handelen levert zij tevens een bijdrage aan de inflatiebestrijding, immers een zwakkere gulden zou duurdere impor ten tot gevolg hebben. Een voorbeeld kan de werking van enkele concrete geldmarktinstrumenten en de sa menhang met het gebeuren op de valuta- i markt illustreren. Eind juli 1 981 konden de i banken ter dekking van het omvangrijke geldmarkttekort (circa f 6 miljard) naast het contingent (f 3'/2 miljard) gebruik ma ken van een speciale belening (f 2'/2 mil jard). De positie van de gulden verzwakte. Door bij het aflopen van de speciale belening niet tot verlenging over te gaan, probeerde DNB een rentestijging uit te lokken ten ein de de positie van de gulden te verbeteren, met name ten opzichte van de mark. Wel gaf DNB het bankwezen enige ruimte door middel van dollarswaps. Dit had inderdaad j een snel oplopen van de geldmarktrente tot gevolg en leidde tot het beoogde resul taat: de gulden won terrein terug. 1 Geld- en valutamarktbeleid lagen dus dui delijk in eikaars verlengde, omdat met geldmarktinstrumenten een valutairedoel stelling werd gerealiseerd. Groot monetair beleid Bij de uitvoering van het grote monetaire beleid, dat ook wel monetair beleid in rui me zin wordt genoemd, heeft DNB het oog op de inflatiebestrijding gericht. Wat ook i de oorzaak van inflatie is, zij kan alleen dén optreden als er voldoende financiële mid delen aanwezig zijn. Het streven van DNB is: de groei van de geldhoeveelheid zo groot te laten zijn dat de economie soepel kan functioneren, maarniet zo groot dat in flatie op gang wordt gebracht. Dit is dus wat in het vorige artikel het streven naar monetair evenwicht is genoemd. DNB probeert derhalve door middel van het grote monetaire beleid de groei van de geldhoeveelheid (liquiditeitenmassa) te beheersen. Bij de beoordeling van deze groei - de geldschepping door buitenland, bankwezen en overheid - hanteert DNB de zogenaamde liquiditeitsquote als meetlat.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 30