Aflossingen Kredieten in rekening-courant Totale financieringsactiviteit Verwachtingen voor 1982 Overige uitzettingen Toevertrouwde middelen Overige middelen Rabobankorganisatie in 1981 Wij schrijven dit gedeeltelijk toe aan de stringente toepassing van de geldende fi nancieringsnormen in de periode 1975- 1 979. Ook echter heeft het te maken met het systeem van variabele leningrente, dat de aangesloten banken gebruiken Aanpassing aan een ander lastenniveau blijkt in de praktijk vrij soepel te kunnen verlopen door het vermijden van grote sprongen ineens. De daling in de consumptieve kredietver lening deed zich het sterkst voor bij de per soonlijke leningen en huurkoopfinancierin gen. Ook de uitstaande bedragen in de vorm van doorlopend krediet en salariskre diet liepen echter terug. Op uitstaande leningen werd in het ver slagjaar f 9,8 (10,7) miljard of 17 (20)% van de beginstand afgelost. De relatieve daling is grotendeels toe te schrijven aan de sterk verminderde omzetten op de markt voor koopwoningen. Meer dan vroe ger werd aan bedrijven en particulieren uit stel toegestaan van verplichte aflossingen. Dit past in ons beleid, indien sprake is van levensvatbaarheid en een reëel uitzicht op verbetering van de liquiditeitsproblemen. Het uitstaande bedrag aan vaste leningen nam uiteindelijk toe met f 2,3 (3,9) miljard tot f 58,2 (55,9) miljard. De uitstaande kredieten in rekening-cou rant namen met f 250 miljoen af tot f 9,7 (9,9) miljard. In 1980 steeg deze vorm van kredietverlening nog met f 0,8 miljard en in 1979 met f 1,5 miljard. Daling van het uit staande bedrag is gedurende een lange reeks van jaren niet voorgekomen. Facto ren, die hierbij een rol hebben gespeeld zijn de geringe investeringsanimo in vrijwel alle sectoren van het bedrijfsleven, het om zetten van z.g. bevroren kredietstanden in leningen, de verbeterde inkomensontwik keling in de meeste agrarische sectoren, omzetdalingen en de verrekening van WIR-premies. De hiervoor beschreven ontwikkelingen deden de totale kredietverlening aan de private sector stijgen met f 2,0 (4,7) mil jard, een groei van slechts 3 (8)%. De groeipercentages bedroegen in 1979 en 1978 resp. 18 en 24%. Het kredietbestand ad f 67,8 (65,8) mil jard was per eind 1 981 als volgt verdeeld: - plaatseljke Rabobanken f 46,9 (45,4) miljard - Rabobank Nederland f 7,8 7,1miljard en - Rabohypotheekbank f 13,1 (13,3) miljard. Op basis van het voorgaande kan voor 1981 worden gesproken van een vFijwel volledige stagnatie in de kredietverlening. Hoewel een echte opleving in de krediet verlening op korte termijn niet in het ver schiet lijkt te liggen, achten wij voor 1982 enige stijging niet uitgesloten. De woningmarkt zal pas aantrekken wan neer de inkomensvooruitzichten verbete ren. Het dieptepunt lijkt hier echter bereikt, zeker wanneer de kapitaalmarktrente ver der zou dalen. In de bedrijvensector verwachten wij voor 1982 enige toeneming van de krediet- vraag, vooral vanwege het eerder genoem de sectorbeleid in de glastuinbouw en om dat men vervangingsinvesteringen niet on beperkt kan blijven uitstellen. Opmerkelijk bij de niet als kredietverlening aan de private sector aan te merken uitzet tingen is de stijging van de post bankiers in binnen- en buitenland met f 6,6 (3,4) miljard. Deze stijging is een gevolg van ons streven naar een in relatie tot ons binnen lands bedrijf evenwichtige ontwikkeling van onze internationale bancaire activitei ten. Mede als gevolg van de activiteiten van onze vestiging in New York en van de stijging van de dollarkoers zijn de ons toe vertrouwde buitenlandse middelen in het verslagjaar toegenomen met f 6,1 (1,9) miljard. De totale spaarmiddelen, dus met inbe grip van particuliere deposito's, namen in het verslagjaar toe met f 4,7 (4,3) miljard, een stijging van 10 Dat is relatief gezien eenzelfde stijging als in 1980. De scherpe relatieve terugval van de be sparingen lijkt daarmee tot staan te zijn ge komen, zij het op een aanzienlijk verlaagd niveau. Veel gezinnen hebben hun uitga venpatroon aangepast aan de verschraal de inkomensontwikkeling, wellicht enigs zins sneller dan algemeen werd aangeno men. Van betekenis achten wij daarbij het toenemend besef, dat de sociaal-economi sche ontwikkelingen niet op korte termijn ten goede kunnen keren. Ook in het verle den bleek onder die, op zichzelf te betreu ren, omstandigheden de spaarneiging toe te nemen. De vermindering van consump tieve bestedingen en kredietvraag wijzen eveneens op groeiende voorzichtigheid in de bestedingen. Ook het toenemend beroep van de over heid op de kapitaalmarkt beïnvloedt de aanwas van de spaarmiddelen bij banken negatief. Door de hoge rentepercentages - vaak 1 2 en hoger - moesten de banken ter bescherming van hun financierings bronnen de rentevergoedingen voor diver se spaarvormen verhogen, met alle gevol gen van dien voor de tarieven in de krediet verlening. Een meer positieve invloed op de investe ringen en daarmee op de werkgelegenheid in ons land valt te verwachten van een overheidsbeleid, dat het renteniveau tracht te verlagen door het bevorderen van vrij willige besparingen, onder meer door mid del van fiscale faciliteiten. Het aantal spaarrekeningen en particu liere depositorekeningen samen steeg in het verslagjaar met 210 000 (225 000) tot 8,5 (8,3) miljoen. Het gemiddelde tegoed bedroeg eind 1 981 f 6 110,- (5 700,-). De middelen op termijn namen in totaal toe met f 2,0 (2,9) miljard. De geringere groei is vooral een gevolg van de afgeno men behoefte van onze organisatie aan aanvullende middelenbronnen in verband met de stagnatie in de kredietverlening en de opheffing van de kredietbeperking. Zowel op de onderhandse kapitaalmarkt als op de obligatie- en pandbriefmarkt werd minder opgenomen dan in 1980. Mede door de perikelen bij enkele hypo theekbanken en het grote aanbod van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 22