bod van institutionele beleggers. Een be
middelaar als Verbist trekt er als het wa
re voortdurend telefonisch op uit onder
haar relaties om te vernemen of een be
paalde vraag op een juist aanbod kan aan
sluiten.
Zou zo'n geldvrager, bijvoorbeeld een wo
ningstichting. dit zelf niet kunnen zonder
bemiddeling? Het werd ons duidelijk dat
daar in de praktijk weinig van terecht zou
komen. De geldvrager weet gewoonlijk
niet bij wie onder de beleggers hij op dat
moment misschien belangstelling kan ver
wachten en mist de ervaring om de proce
dure betreffende leningsstukken en goed
keuringen goed af te wikkelen. Het kardi
nale van het bemiddelen is de verschei
denheid in vraag en aanbod zodanig bij el
kaar te brengen dat net dié twee partijen el
kaar vinden, die (toevallig) min of meer de
zelfde wensen hebben ten aanzien van be
drag, rendement en looptijd. Daarnaast
zorgt de bemiddelaar ervoor dat de juridi
sche afwikkeling op tijd en juist geschiedt
en dat de benodigde goedkeuringen (over-
heidsgarantie!) er zijn.
Ons werk, zegt de heer Wolters, is geba
seerd op vakbekwaamheid, op het juist en
correct informeren en afwerken en op het
goed inspelen op de specifieke behoeften!
Specialist in klimleningen
Het bemiddelen begint meestal met het
voorlichten. Een geldvrager die een lening
onder garantie wil aantrekken moet de
consequenties weten en op de hoogte zijn
met wat men daar voor gegevens moet
aanleveren. Dat die voorlichting geen over
bodige luxe is, wordt begrijpelijk als we be
denken dat bij een geldvrager als bijvoor
beeld een woningbouwvereniging het slui
ten van een gegarandeerde lening slechts
zeer incidenteel voorkomt: te weinig om er
ervaring mee op te doen. De eigen bankier
van zo'n stichting - en dat kan maar hoeft
niet een Rabobank te zijn - zal gewoonlijk
ook niet altijd alle kennis en ervaring bij de
hand hebben. Staat eenmaal vast, dat de
geldvrager op bepaalde condities mag le
nen, dan komt het eigenlijke bemiddelen:
er wordt een geldgever gezocht. Ook daar
komt vaak een stuk voorlichting bij kijken,
want er zijn potentiële geldgevers, die met
deze vorm van beleggen onbekend zijn.
De heer A. J. L. M. Wolters, beheerder van H. P. Verbist BV. Ook voor hem is bemiddelen
maatwerk.
Verbist attendeert deze dan op de beleg
gingsaspecten. Een klein pensioenfonds
zal bijvoorbeeld willen weten wat het ren
dement is. Dat ligt meestal niet al te hoog,
gezien de totale onderhandse markt. Maar
de institutionele beleggers weten ook, dat
de overheidsgarantie 100% zekerheid
geeft, dat de geldgever geen kosten heeft
en dat de rente gewoonlijk voor 20 jaar
vastligt. Eenmaal afgesloten pleegt zo'n le
ning niet tussentijds verkocht te worden.
Hij ligt in de kluis van de belegger tot
hij wordt afgelost. Dat kan in het beleg
gingsbeleid van een geldgever te pas ko
men en het gebeurt dan ook dat een beleg
ger blij is, dat juist op een voor hem ge
schikt moment de bemiddelaar met een
leningaanvraag langskomt. Nogmaals: be
middelen is maatwerk leveren, naar beide
zijden.
Verbist voelt zich op het hele terrein van de
onderhandse leningen goed thuis, maar
haar specialisme ligt thans in de garantie
sector, in het bijzonder op de 'klimlenin
gen', die onder deze sector vallen. Klimle
ningen is een algemeen aanvaarde term op
de markt, spontaan ontstaan omdat het
een leningsvorm is, waarbij het schuldres
tant ieder jaar groter wordt. Het is een fi
nanciering waarbij de geldgever met de
geldnemer afspreekt genoegen te nemen
met een bedrag aan rente en aflossing ge
lijk aan de netto exploitatie-opbrengst van
het gefinancieerde object. Een woning
bouwvereniging zal hetgeen zij na aftrek
van de kosten aan huur overhoudt in de
eerste plaats aanwenden ter delging van
de renteschuld en op den duur ook voor de
aflossingsschuld. De achtergrond is dat de
garanderende overheid uitgaat van een
exploitatieduur van het woonobject van
meestal 50 jaar. Aannemende dat de huur
jaarlijks met een bepaald percentage zal
stijgen (en de exploitatiekosten ook iets)
kun je ervoor zorgen, dat beginnende in het
eerste jaar toch in 50 jaar de totale schuld
aan rente en aflossing uit die huurop
brengst wordt bekostigd. Tijdens de loop
tijd komt het vaak voor, dat 2/3 van de ren
teschuld jaarlijks wordt voldaan en 1/3
wordt bijgeschreven bij de hoofdsom.
Vandaar dat 'klimmen'. Het is echter een
constructie waarbij aan het einde van de rit
de stand weer op 'nul' moet zijn.
Zo is het door de overheid ontworpen. De
markt maakt echter gebruik van uitzonde
ringsmogelijkheden, waardoor in de prak
tijk de lening slechts de eerste 20 jaar
hoeft te dekken. Bij de onderhandse lenin
gen met de geldgever wordt gesproken
over 20 jaar 'klim'. De geldnemer weet bij
zo'n lening 20 jaar waar hij aan toe is en de
geldgever ook, dank zij de garantie. Het is
echter een materie waarin een bemidde-