band van de banken te gaan lopen.Uit die zinnen is niet anders te lezen, dan dat de boer door de adviezen van de banken op te volgen de zeer kwade kans loopt met een ondoelmatige financiering te worden opge scheept! Dat viel bij mij niet goed, te meer omdat de naam Rabobank herhaaldelijk op dezelfde bladzijde prijkt. Als de getrokken conclusie ook voor de Rabobank waar zou zijn, dan is er met onze banken iets grondig mis! Dan is alles wat ik in al die jaren ge hoord heb over onze inspanningen inzake krediet 'aangepast aan de behoefte van de boeren tuinder', over onze voorlichting, over het werk van kredietadviseurs, ijdel gepraat en van nul en generlei waarde. Want: onze begeleiding zou er een zijn waartegen gewaarschuwd moet worden. Dat staat dwars op wat naar mijn eigen overtuiging en ervaring onze wijze van be nadering altijd was en nu nog altijd is. Een benadering, die uitgaat van de vraag: wat is binnen onze mogelijkheden passend voor de boer Ik heb de noot die me zo vals in de oren klonk nagekeken in de partituur. Dat kon door mijn probleem voor te leggen aan de heer J. J. Groot Kormelink van de Sociaal Economische Voorlichtings dienst van de NCB. Aan hem werden de bei de geciteerde zinnen door 'De Boerderij'toe geschreven. Zijn antwoord heeft mijn coö peratieve dankgeweten geheel van onrust ontlast. 'Want,zo schreef de heer Groot Kormelink mij, 'de werkwijze en financie ring van welke bank dan ook is geen onder werp van gesprek met 'De Boerderij' ge weest. De gewraakte volzin is uitgesproken toen er sprake was van financiering door veevoederleveranciers en dergelijke. Waar om de 'Boerderij' gemeend heeft 'banken' te moeten schrijven in plaats van de bedoel de particuliere veevoederleveranciers, is mij dan ook niet duidelijk. Met recht beschouw ik dit als een omissie. Ik moge nog iets citeren: 'De SEV is er zeer zeker van overtuigd datRabo de beste finan cier is voor boer en tuinder en dat de mede werkers van Rabo welke door u worden ge noemd, zeker het vertrouwen hebben van boer en tuinder en de SEV.Dat is voor mij het belangrijkste, want het vertrouwen van de boer en tuinder zit mij hoog, net a/s iedere Rabobankman of -vrouw. Jammer van de onjuiste weergave in 'De Boerderij', maar de agrarische wereld kan nu weten hoe de vork in de steel zit. Incident gesloten! En die 'ondoelmatige financiering' dan Niemand zal ontkennen, dat die van tijd tot tijd als een oorzaak van faillissementen kan opduiken. Ik heb geen gegevens dienaangaande betreffende onze banken. De heer Groot Kormelink vond de werkwijze en financiering door de Ra boban ken uitstekend en Het mij ongevraagd in zijn brief weten: 'Bij financieringen door andere banken dan Rabobanken, moeten we regel matig tot ondoelmatige financieringen con cluderen. Te korte looptijden met hoge ren te, naar verhouding veel te hoge bedragen in rekening-courant met zeer hoge rente, komt erg veel voor. Let op het woordje 'te' en het woord 'naar verhouding'. Die duiden erop dat de finan ciering niet passend is. Een bank, die weet dat een gevraagde financiering de 'te'grens overschrijdt of de 'verhouding' scheeftrekt, moet een 'neen' verkopen, tenzij langs an dere weg de financiering alsnog passend te maken is. Dat is onze filosofie: als bank wil je een doel matig stuk financiering afleveren. Betekent dit dat de boer of tuinder maar, net als een hond aan de riem van zijn baas, braaf aan de leiband van de Rabobank of van welke bank dan ook moet lopen? Natuurlijk niet, want de boer is zelfstandig ondernemer, die altijd de uiteindelijke beslissing voor het nemen van een financiering draagt: hij is en blijft voor de gevolgen verantwoordelijk. Als bank hebben wij een andere verant woordelijkheid, waaraan we overigens ge tuige het hele apparaat dat daarvoor opge bouwd is, zeer zwaar tillen. Wij achten het onze plicht de boer op zijn eigen verzoek of wanneer de post naar onze wetenschap daartoe aanleiding geeft, deskundige bege leiding bij de financiering te geven. De boer heeft zijn kennis en de bank evenzo: uit het samenbrengen van die twee moet blijken of een financiering passend is of passend is te maken. Dat samenbrengen lukt alleen, wanneer de bank het vertrouwen heeft van de boer en omgekeerd. Met een slaafs 'a/s een hond aan de riem' de leiband volgen, heeft dat natuurlijk niets te maken, maar wel alles met het oor te luisteren leggen naar begeleiding door betrouwbare advi seurs. Aan die begeleidingsrol, laat ik het nog eenmaal zeggen, hechten wij! Geen lei band als de riem van de 'baasmaar wel een band, die uit de eerlijke begeleiding met des kundig advies en uit wederzijds vertrouwen tussen boer en bank voortkomt. Een goede begeleiding zal dan ook kunnen resulteren in het afwijzen van de post. Wordt echter de post verstrekt, dan is dat het enige moment dat voor toetsing van de doel matigheid van de financiering in aanmer king komt. Stel dat één der overlegpartijen, boer of bank, om de financiering rond te krij gen bewust gegevens onjuist heeft aange bracht of bewust verkeerd heeft geadvi seerd, dan is die partij laakbare veroorzaker van ondoelmatigheid. Iets heel anders is echter de 'achterafredenatie'. Immers, wan neer een post een paar jaar loopt, kan het al lemaal tegenvallend blijken uit te pakken. Had ik het maar geweten, dan had ik het niet gedaan, zal dan de kredietnemer of -gever verzuchten. Voor die gevallen kennen onze banken een aparte begeleiding, namelijk die van lopende posten. Bij nieuwe posten, op het moment van het verstrekken daarvan, is het echter onmogelijk te voorspellen wat er allemaal gedurende de looptijd van de post tegen kan komen te zitten. Zelfs met de bes te begeleiding is dat soort 'ondoelmatig heid' niet volledig te voorzien. KHier raken we ook het ondernemers risico. Natuurlijk wordt dat zo goed mogelijk ingecalculeerd, maar het is nooit helemaal in de greep te krijgen. Daar om kan het ook niet anders, dan dat de kre dietnemer als ondernemer de beslissende verantwoordelijkheid draagt voor een finan ciering. De bank mag hem houden aan wat bij het verstrekken is afgesproken; dat is mee een eerste plicht voor de bank, want zij financiert immers voor het overgrote deel met geld, dat haar door anderen is toever trouwd. Men kan het hard vinden, maar op dit punt is het terecht, wat in datzelfde num mer van De Boerderij stond: 'Banken zijn daarbij zakelijke instellingen, die niet ge neigd zijn rente of wat dan ook kwijt te schelden.Zeker bij faillissement mag dat ook niet in redelijkheid van een bank geëist worden. Als Rabobanken hebben wij doorgaans geen moeite om begrip te tonen bij zoge naamde moeilijke gevallen. Die zijn ook vaak op onverwijtbare omstandigheden te rug te voeren en wij zoeken daarom steeds intensief met de boer en tuinder om weder zijds zonder kleerscheuren uit de moeilijk heden te komen. Het 'harde' punt van zo even blijft daarbij recht overeind staan, maar tekenend vond ik dat de heer Groot Kormelink er mij op attendeerde dat hij dit punt toch iets anders naar voren heeft ge bracht, dan De Boerderij vermeldt. Want al mag er dan geen geneigdheid tot kwijtschel ding zijn, Groot Kormelink heeft daar on middellijk aan toegevoegd, dat bij voortzet ting van bedrijven banken soms wel uitstel van aflossing verlenen. Ik voor mij proef in die toevoeging onze eigen Rabobankwerk- wijze: als er een gezond perspectief bestaat enig dreigend faillissement af te wenden door voortzetting van het bedrijf met een an dere financieringsopzet, bijvoorbeeld door uitstel van aflossing, welnu, dan is dat se rieus bespreekbaar. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 5