De Nederlandse
privacywet zoals deze
op stapel staat
Op 21 januari 1972 werd bij
koninklijk besluit een
commissie onder
voorzitterschap van prof. mr. T.
Koopmans ingesteld met a/s
taak 'het uitbrengen van advies
over de vraag welke wettelijke
of andere maatregelen
wenselijk zijn ter bescherming
van de persoonlijke levenssfeer
in verband met het gebruik van
geautomatiseerde
registratiesystemen voor
persoonsgegevens en over de
vraag in hoeverre het wenselijk
is deze maatregelen mede van
toepassing te doen zijn op
andere persoonsregistraties
met name indien daaruit
gegevens aan derden plegen te
worden verstrekt'. Na een
interimrapport in januari 1974
produceerde de commissie
Koopmans in 1976 haar
eindrapport, onder meer
bestaand uit een concept
wetsontwerp. Dit concept is
onlangs (december 1981met
een (overigens beperkt) aantal
wijzigingen in de Tweede
Kamer ingediend en zal naar
men verwacht (hoopt)
omstreeks 1985 geleidelijk in
werking treden.
In dit artikel zal worden
ingegaan op de volgende
onderwerpen:
Waarom een privacywet
Wat is privacy?
Uitgangspunten van de wetgever.
Doelstellingen van de wetgever.
Inhoud van de wet.
Betekenis van de wet
voor Rabobankorganisatie.
In het begin van de jaren zeventig ontstond grote onrust onder de Nederlandse be
volking, naar aanleiding van het voornemen van de overheid om een groots opgezet
te volkstelling te houden en de uitkomsten daarvan in computersystemen op te
slaan en te bewerken. Men vroeg zich af, wat er met de gegevens zou gebeuren, wie
er toegang toe zou krijgen, of misbruik uitgesloten was. Deze onrust viel samen met
snelle ontwikkelingen in de computertechnologie, en het aarzelend ontstaan van
privacywetgeving in het buitenland. Aangezien de toenmalige en huidige wetgeving
slechts beperkt een bescherming van de persoonlijke levenssfeer biedt concludeer
de men tot de noodzaak van het maken van een privacywet.
Inmiddels is in de ons omringende landen
ook privacywetgeving van kracht gewor
den en dit is, naast de hierboven genoem
de onrust een tweede belangrijke factor
geworden die tot wetgeving noopt: in een
aantal landen is het verboden om per
soonsgegevens over de grens te laten
gaan, indien in het ontvangende land geen
behoorlijke privacywet bestaat. Men den-
ke aan de problemen van internationale
concerns met Nederlandse dochtermaat
schappijen of Nederlandse moeders met
buitenlandse dochters: deze kunnen hin
der ondervinden van een verbod op grens
overschrijdend gegevensverkeer.
Door ontwikkelingen in de micro-elektro-
nica wordt de noodzaak tot een snelle wet
telijke regeling van de privacy-problema-
tiek nog eens extra onderstreept. Of, zoals
de commissie Rathenau het uitdrukt: 'Door
micro-elektronica worden computers
goedkoper, kleiner in afmetingen, groter in
capaciteit. Kleine organisaties en zelfs en
kelingen kunnen het gebruik van compu
ters bekostigen. Wijde verspreiding, uit
breiding van toepassingsgebieden, en zo
men wil nivellering van het computerge
bruik worden door micro-elektronica mo
gelijk gemaakt.'
De sterke groei van de geautomatiseerde