Tionetaire beleid in Nederland
stelde doelen ook daadwerkelijk te berei
ken.
Monetair beleid alléén is dus niet voldoen
de en moet derhalve worden geflankeerd
door een adequaat begrotingsbeleid en in
komens- en prijsbeleid. Concreet: als DNB
een maximale inspanning levert om de in
flatie de kop in te drukken - dat is immers
één van de doelen van de economische po
litiek maar de sociale partners komen
een forse loonstijging overeen, dan zal de
loon/prijsspiraal tot gevolg hebben dat de
inflatie uit dien hoofde wel degelijk wordt
aangewakkerd. Het inkomens- en prijsbe
leid kan dus zeker niet worden gemist. De
situatie met betrekking tot het begrotings
beleid is soortgelijk. Ook meent DNB dat
het monetaire beleid flexibel moet zijn en
op de middellange termijn moet worden
gericht. Dit heeft tot gevolg dat in het licht
van gewijzigde omstandigheden zekere
aanpassingen kunnen worden doorge
voerd.
In dit licht probeert DNB een bijdrage te le
veren aan verwezenlijking van de algeme
ne doelstellingen van de economische po
litiek. Maar wat zijn nu de meer specifieke
doeleinden van het monetaire beleid?
Doeleinden monetaire beleid
In de Bankwet van 1948 staan de taken
van DNB omschreven. Naast het verzorgen
van de bankbiljettenuitgifte, het bevorde
ren van het girale en buitenlandse beta
lingsverkeer, alsmede het uitoefenen van
toezicht op het kredietwezen, is haar
hoofdtaak het reguleren van de geld
waarde van de gulden op zodanige wijze
als voorde welvaart van ons land het meest
dienstig is en daarbij die waarde zoveel
mogelijk te stabiliseren. DNB moet er dus
voor zorgen de koopkracht van de gulden
in zo hoog mogelijke mate intact te laten.
Dit betekent dat zij zowel de koopkracht
van de gulden binnen onze landsgrenzen
moet bewaken (zij zal dus een zo laag mo
gelijke inflatiegraad nastreven), als dat zij
de handhaving van de wisselkoers van de
gulden op de valutamarkt voor zover mo
gelijk veilig moet stellen. De wisselkoers
van de gulden bepaalt namelijk in hoge
mate de buitenlandse koopkracht van onze
geldeenheid.
Beide hangen nauw met elkaar samen. Dit
kan met behulp van een voorbeeld worden
toegelicht. Stel: de gulden boet op de valu
tamarkt aan kracht in; er treedt derhal
ve een daling van de buitenlandse koop
kracht van de gulden op. De Nederlandse
invoer wordt dan - in guldens uitgedrukt -
duurder. Dat betekent dat binnen onze
grenzen een prijsstijging optreedt. Een
minder sterke gulden op de valutamarkt
leidt dus tot inflatie. Zoals dr. Zijlstra in zijn
laatste jaarverslag aangaf, richt DNB haar
beleid in het licht van de haar opgedragen
taak op 3 samenhangende evenwichten:
monetair evenwicht;
betalingsbalans evenwicht;
financieel evenwicht.
Door het nastreven van deze evenwichten
doelt DNB op 'regulering' van respectieve-
lijk het prijsniveau, de wisselkoers en de
rentestand.
Wat wordt bedoeld met monetair even
wicht? Eenvoudig geformuleerd betekent
dit dat de liquiditeitenmassa (dat is een
ruim omschreven geldhoeveelheid; daar
om spreken we gemakshalve verder van
geldhoeveelheid) in de economie niet snel-
j Ier mag groeien dan nodig is voor het
soepel doen verlopen van het economi
sche proces. Geld kan worden gezien als
de brandstof van de economische machi
ne. Een goede dosering van de monetaire
brandstof is vereist voor het soepel func
tioneren. Te veel geld leidt tot inflatie, te
weinig betekent dat spanningen resulteren
omdat er niet voldoende geld is om de
transacties te financieren. DNB probeert er
dus voor zorg te dragen dat de geldhoe-
veelheid nét genoeg toeneemt. Zodoen
de tracht zij monetair evenwicht na te stre
ven en het prijsniveau te stabiliseren. Dat is
immers haar taak. Bij de uitoefening daar
van onderscheidt zij drie bronnen van geld-
schepping; namelijk het buitenland, het
bankwezen en de overheid. DNB kan ei-
genlijk alleen de laatste twee, de binnen-
landse bronnen van geldschepping dus,
beïnvloeden. Bij de bespreking van de in
strumenten van het monetaire beleid zal
daarop worden ingegaan (dan komen de
ermee samenhangende kredietrestrictie
en de monetaire financiering van een deel
van het overheidstekort aan de orde).
Het monetaire beleid beoogt, zoals ge
zegd, ook een evenwichtige situatie op de
betalingsbalans. Deze wordt wel gesplitst
in de lopende rekening en de kapitaalreke
ning. De eerste vormt de financiële weer-
j slag van alle invoer en uitvoer van goede-
ren en diensten, alsmede van aan het bui
tenland betaalde en van het buitenland
ontvangen renten en dividenden. Op de ka
pitaalrekening komt de in- en uitvoer van
kapitaal tot uitdrukking. DNB richt zich op
het nastreven van evenwicht op lopende
j rekening en kapitaalrekening samen. Dit
houdt in dat een tekort op de ene rekening
kan worden gecompenseerd door een
overschot op de andere. Omdat Nederland
altijd een zeker bedrag aan kapitaal expor
teert (met name ontwikkelingshulp) en uit
hoofde daarvan dus een tekort heeft op de
kapitaalrekening, moet er een overschot
I op de lopende rekening worden nage
streefd. Als dat lukt, is de totale betalings
balans dus in evenwicht.
Het richten van het monetaire beleid op
betalingsbalansevenwicht vindt zijn ver
klaring met name in het bewaken van de
j wisselkoers van de gulden. Indien er bij
voorbeeld sprake zou zijn van een tekort op
I de lopende rekening van de betalingsba
lans (omdat de invoer van goederen de uit
voer overtreft), heeft dat een lage buiten
landse vraag naar guldens tot gevolg (ten
einde de Nederlandse goederen te beta
len). Dit leidt tot een neerwaartse druk op
de guldenskoers, wat niet strookt met het
streven naar koersstabiliteit.
Het derde en laatste richtsnoer voor het
beleid van DNB is het zogenaamde finan
ciële evenwicht. In een dergelijke situatie
j is het mogelijk het financieringstekort van
j de overheid te dekken uit het binnenlandse
j spaaroverschot van de particuliere sector.
Het tekort aan middelen bij de overheid
moet dus worden afgestemd op de om-
vang van het structurele spaaroverschot in
ons land. Als men daar niet in slaagt, zal de
omvang van het financieringstekort leiden
tot het aantrekken van middelen uit het
buitenland en/of tot binnenlandse geld
schepping. Beide zijn ongewenst: het eer
ste leidt namelijk tot een hogere rente (ten
einde het buitenland te interesseren in Ne
derlandse staatsleningen); het tweede
leidt tot inflatie.
Conclusies
Met behulp van het begrotingsbeleid, het
inkomens- en prijsbeleid en het monetaire
beleid pogen de beleidsmakers in ons land
de doeleinden van de economische poli
tiek zoveel mogelijk te verwezenlijken. De
j regering, het parlement alsmede de socia
le partners geven in hoge mate richting aan
het begrotingsbeleid en het inkomens- en
prijsbeleid. DNB voert het monetaire be
leid, hoewel de minister van Financiën er in
laatste instantie verantwoordelijk voor is.
De doelstelling van DNB is het handhaven
van de koopkracht van de gulden. Deze
heeft een tweetal aspecten, namelijk het
j prijsniveau en de wisselkoers. Zij richt zich
daarbij op monetair, betalingsbalans- en
financieel evenwicht en probeert aldus
I prijsniveau, wisselkoers en rentestand te
'reguleren'. Monetair beleid is een noodza
kelijke, doch bepaald geen voldoende
voorwaarde om de economisch-politieke
doelen te realiseren. Begrotingsbeleid en
inkomens- en prijsbeleid zijn evenzeer
noodzakelijk.
j In het volgende nummer van Rabobank
zullen de instrumenten van de monetaire
I politiek de revue passeren.