Geld- en kapitaalmarkt Nadat in november de geldmarkttarieven fors waren ge daald, volgde begin december een internationaal gecoör dineerde actie van diverse centrale banken, waarbij ver schillende officiële tarieven werden verlaagd. Zo gingen op 4 december de Duitse en Zwitserse lombardrente met Vi en het Amerikaanse disconto met 1 naar beneden. De Nederlandsche Bank verlaagde de renteopslag voor de eerste overschrijdingszone van het contingent met de helft tot '/2%, zodat de banken voor het gebruik ervan vanaf 4 december 10'/2% moesten betalen. De marktrente reageerde met een lichte daling, waarna het driemaands interbancaire tarief op een niveau tussen 11 en 1 1 V4% bleef gehandhaafd. De nagenoeg constante geldmarktrente in ons land kon zich, dank zij een sterke positie van de gulden, in de twee de en vierde week van de maand onttrekken aan de stij gende tarieven in het buitenland. De sterke gulden stelde De Nederlandsche Bank in december in staat voor onge veer f 850 miljoen deviezen aan te kopen, waardoor de geldmarkt met dat bedrag werd verruimd. Desondanks bereikte het tekort op de geldmarkt een re- cordomvang van bijna f 9 miljard. Dat was vooral een ge volg van de sterke stijging van het tegoed van het Rijk bij De Nederlandsche Bank. De storting op de laatste f 2,5 miljard staatslening, aardgasroyalties en accijnzen zorg den voor een met ongeveer f3,5 miljard gevulde schatkist aan het einde van het jaar. Daarmee kon het Rijk zich vrij wel houden aan de afspraak met De Nederlandsche Bank over de maximum monetaire financiering van f 2,5 miljard. De netto plaatsing van schatkistpapier ad f 2,3 miljard be tekende immers dat het Rijk nog f 0,2 miljard mocht inte ren op zijn tegoed bij De Nederlandsche Bank van f 3,8 miljard per ultimo 1980. Een tweede geldmarktverkrappende ontwikkeling in de cember betrof de waarde van de in omloop zijnde bankbil jetten. Deze steeg voor de tweede maal dit jaar tot boven f 22 miljard. De banken konden de recordkrapte zonder problemen ver werken, dank zij de begeleiding door De Nederlandsche Bank. Naast het contingent (inclusief toegestane over schrijding) van f 5,5 miljard, kreeg het bankwezen twee maal een speciale belening. De laatste was met f 4,7 mil jard van ongekende omvang. Daarvoor moest 107/8% rente worden betaald. De kapitaalmarkt werd gekenmerkt door een betrekkelijke rust. In navolging van de buitenlandse ontwikkeling was er sprake van een licht schommelende rente, met in de twee de helft van de maand een overwegend dalende bewe ging. Per saldo resulteerde een maandgemiddelde voorde middellange rentewijzer van 11,2 De onderhandse ta rieven bleven onder 1 2 Op de openbare emissiemarkt waren slechts drie inschrij vingen. Natuurlijk was er een staatslening, de elfde van het jaar. De couponrente bedroeg 11 '/2% en de gemiddelde looptijd was 8 jaar. Bij een koers van 100,2% werd het be drag vastgesteld op f 1,3 miljard, waarmee de lening een succes mag worden genoemd. Overigens was f 100 mil joen voorgeplaatst bij het Algemeen Burgerlijk Pensioen fonds. De storting vindt plaats in 1 982. Bij deze lening was voor de eerste maal in de voorwaarden opgenomen dat de minister van Financiën enkele dagen vóór de inschrijving de couponrente zou mogen veranderen, indien de om standigheden op de geld- en kapitaalmarkt dat naar zijn oordeel noodzakelijk maakten. De emissies van de Algemene Bank Nederland (f 200 miljoen tegen 1 2 couponrente) en van de Nationale In vesteringsbank (f 1 50 miljoen met een couponrente van 11%%) slaagden eveneens. Terugkijkend naar 1 981 kunnen wij zeggen, dat de geld markt vooral werd gekenmerkt door relatief zeer grote te korten. De belangrijkste oorzaak hiervan waren de devie- zenverkopen van De Nederlandsche Bank in het tweede kwartaal en in oktober ter ondersteuning van de gulden. Deze verkrapping werd gedeeltelijk gecompenseerd door de spectaculaire daling van de groei van de bankbiljetten- circulatie. Van 1971 tot en met 1 980 steeg deze gemid deld 8,3% per jaar, maar in 1981 met slechts bijna 1 Drs. H. J. Leliveld Algemeen Economisch Onderzoek Als oorzaken kunnen onder andere worden genoemd de geringe toeneming van het nationaal inkomen, de hoge rente en een efficiënter kasbeheer. De geldmarktrente vertoonde vorig jaar weinig heftige fluctuaties en lag gemiddeld op een hoog niveau. De stij gendetrend, die in 1 977 begon, werd in 1 981 voortgezet. Het jaargemiddelde van de drie maands interbancaire rente was met 1 1,6% een na-oorlogs record. Dat gold ook voor de kapitaalmarktrente. Het jaargemid delde van de middellange rentewijzer bedroeg 1 1,4%. De kapitaalmarkt werd beheerst door de Staat, die een steeds groter deel van het beroep voor zijn rekening nam. In 1 977 was 38 van het totaal geëmitteerde bedrag op de open bare obligatiemarkt (exclusief pandbrieven) voor het Rijk. In de jaren daarna is dat aandeel geleidelijk opgelopen tot 75 in 1 981In 1 980 werd op de Nederlandse emissie- markt totaal voor f 1 1,4 miljard aan obligaties uitgegeven. Vorig jaar werd alleen aan staatsleningen al voor f 1 1,9 miljard geëmitteerd. Voorzichtig vooruitkijkend naar heel 1982 lijkt er een al gemeen gevoelen te bestaan dat de sterke positie van de gulden, mede als gevolg van een groot overschot op de lo pende rekening van de betalingsbalans, De Nederland sche Bank in staat zal stellen een zodanig beleid te voeren, dat wij ons enigszins kunnen onttrekken aan een eventueel hoge(re) geldmarktrente in het buitenland. Daarom wordt een gemiddeld lager renteniveau op de geldmarkt ver wacht, met uitschieters naar beneden in seizoenmatig rui me perioden. Het is niet duidelijk in hoeverre buitenlandse middelen het aanbod op de kapitaalmarkt zullen beïnvloeden. Het blij vend grote overheidstekort zal verhinderen, dat wij al te zeer van de buitenlandse ontwikkelingen kunnen afwijken. Bij een blijvend hoge rente in het buitenland lijkt een rente daling van betekenis op de kapitaalmarkt daarom niet waarschijnlijk.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 38