/r// wiaUZr 7 kunnen maken op een beloning. Wat ik diep in mijn hart wat vreemd vond was, dat men voor mijn bescheiden bestseller nooit een schouderklopje had weggegeven. Een aardig briefje of een goeie fles is nooit weg en op zijn tijd wat extra haver, maakt van elk paard een dra ver, sprak vroeger reeds vaak mijn opa. Vorige maand echter werd mij heel voorzichtig gevraagd of ik het portret dat de tekenaar van de plaatjes in het boekje spe ciaal voor mij had gemaakt wel leuk had gevonden... Nu wist ik van geen tekening en ik beantwoordde de vraag dan ook ontkennend, daarmee enige onrust veroorzakend in de grote kippenren. Ik maak 't lange verhaal maar kort. De ene functionaris dacht dat de andere functionaris mij iets had aangeboden, terwijl deze uiteraard meende dat de eerste zich van die taak had gekweten. Een misverstand dus, zoals dat wel meer voorkomt bij de centrale bank en zo. Het werd recht getrokken met een late doch gezellige over dracht. En om het helemaal goed te maken bood de hoofdre dacteur aan om dat portret in originele kleuren af te drukken in het eerstvolgende nummer. Mijn protesten hebben niet geholpen, ze waren ook niet erg sterk. Vandaar dat u dit bepaald niet geïdealiseerde portret hier ziet afgebeeld. En hoewel dit jaar in jaar uit gebeurt met al die geleerde jongelui die in dit eminente blad publiceren, moet het voor mij bij één keertje blijven. Natuurlijk vooral uit bescheidenheid, maar ook wel omdat de kunstenaar ons beeldmerk op mijn revers tekende op een wijze, die mij wat al te nadrukkelijk in het duistere hoekje van de doemdenkers plaatst. Kijkt u zelf maar. Cas Sier Voor mijn opa was schrijven een heel gedoe. Allereerst verzocht hij opoe het pluchen kleed te willen weg nemen en daarna spreidde hij eigenhandig een krant zorg vuldig uit over het tafelzeil. Vervolgens werd uit het dressoir het inktpotje gepakt en de penhouder met de oeroude kroon tjespen. Uit de doos met officiële papieren kwam dan een mapje met wat enveloppen en briefpapier van verdachte kwaliteit. Dit laatste onveranderlijk gekocht van een 'eerlijk werkman, die door de nood der tijden gedwongen langs dezen smartelijken weg voorziet in het onderhoud van zijn groote gezin'. Maar laten we het alsjeblieft niet hebben over de slechte tij den van weleer, want die van heden liegen er ook niet om. Mijn opa dus maakte van het schrijven een ritueel en dat kon, omdat hij eigenlijk erg weinig schreef. Zo moest hij ook met elke brief speciaal naar het postkantoor, want gewone men sen hadden geen postzegels in huis. Tegenwoordig is alles anders en wel helemaal als je bij de bank werkt. Wij schrijven wat af met z'n allen. Tientallen ton nen papier moeten het bij elkaar zijn, die jaarlijks over de dui zenden bureaus dwarrelen in de vorm van tijdschriften, rap porten, nota's, berichten en circulaires. Soms hebben de laatste gemeen met de brieven van mijn grootvader, dat de zinnen bijna net zo lang zijn. Zijn epistels begonnen met één hoofdletter en eindigden met één punt; daartussen vormden slechts enkele verdwaalde komma's een korte gelegenheid tot rusten. Wat banklectuur niet gemeen heeft met de brieven van opa is dat ze in werktijd worden geschreven. Zo is het ook meestal met wat u thans leest. Ik schrijf dit in de tijd van de bank en het is logisch dat, toen ooit dat bundeltje met verhaaltjes van mijn hand verscheen, ik meende geen enkele aanspraak te

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1982 | | pagina 33