Wat was uw bedoeling met die bijzon
dere garantieregeling?
Toen ik minister werd zag de situatie in de
land- en tuinbouw er allesbehalve roos
kleurig uit: lage prijzen, verzadigde mark
ten, enorm stijgende kosten. Budgettair
was onze positie uiterst moeilijk, denk aan
de reden, waarom Andriessen opstapte.
Mijn eerste doel was daarom op de land
bouwbegroting te handhaven wat we had
den en om een aantal posten zo aan te pas
sen dat we het landbouwstructuurbeleid
onverkort konden voortzetten. Dat lukte bij
mijn eerste begroting.
Daarboven was, ook al weer ten gevolge
van de ombuigingsoperatie, weinig ruimte,
zeg maar f25 miljoen. Die wilde ik aan
wenden voor een stuk knelpuntenbeleid.
Bedoeld om de meest schrijnende gevallen
te helpen de moeilijke situatie te over
bruggen. Daarbij dacht ik primair aan de
recente investeerders, die als gevolg van
de hoge grondprijzen en de hoge rente in
acute moeilijkheden kwamen. Ik ben de
ambtenaren op het departement nog
steeds dankbaar, dat ze dit bijzonder be-
drijfskrediet hebben aangedragen, het was
precies wat mij voor ogen stond. Natuurlijk
was ik er ook gelukkig mee dat de belang
rijkste financiers van de landbouw, de
landbouwkredietbanken, er later in dezelf
de mate als het ministerie in hebben ge
participeerd. Daarom ook ben ik, ondanks
de gebrekkige financiële ruimte, begonnen
aan dit op de korte-termijnproblematiek
gerichte beleid.
Speelde het perspectief op langere ter
mijn toen mee bij dit korte-termijnbe-
leid?
Ja, want ik meende dit korte-termijnknel-
punt te mogen aanpakken, omdat ik vanaf
het begin de overtuiging had dat er hoe
dan ook prijsaanpassingen moesten wor
den doorgevoerd om de rentabiliteit en het
inkomensplaatje van onze boeren en tuin
ders ook structureel te verbeteren. Ik had,
vanuit de Europese achtergrond, als het
ware intuïtief de overtuiging dat dit ging
gebeuren. En dat is ook gebeurd! In het
eerste jaar konden belangrijke prijsaan
passingen worden doorgevoerd. In het
tweede jaar resulteerden onderhandelin
gen in een substantiële verbetering van de
prijzen en tegelijkertijd kwamen door een
aantal marktbeheersmaatregelen vraag en
aanbod voor verschillende produkten
dichter bij elkaar. Ik ben daar niet weinig
gelukkig mee, want de onderhandelingen
in de EEG vonden onder mijn voorzitter
schap plaats. Er is daardoor een aanzienlijk
beter perspectief voor de inkomens ont
staan.
Ik heb het gezien als een hanteren van een
combinatie van instrumenten. Aan de ene
kant fel opereren op Europees gebied en
aan de andere kant de concurrentiepositie
en de overlevingskansen van de boeren en
tuinders op nationaal niveau niet uit het
oog verliezen. Dat heeft, dacht ik, ook weer
heel wat vertrouwen in de boerenwereld
gebracht. Het doet mij dan ook veel genoe
gen, dat het aantal aanvragen voor de bij
zondere kredietverlening alleszins mee
valt. Het idee is, bij ministerie én bank, al
tijd geweest ons te beperken tot bedrijven
met overlevingskansen. Hoe pijnlijk het
ook is, bedrijven die in een hopeloze situa
tie zitten waren ook met dit krediet niet te
redden. Als minister heb ik de combinatie
met de banken toegejuicht, omdat de be
langrijkste kredietverstrekkers een stuk
verantwoordelijkheid wilden nemen om
het experiment mee gestalte te geven.
De minister heeft bepaalde 'instrumen
ten' ter beschikking. In de vorm van re
gelingen, fondsen en dergelijke. Zijn die
voldoende? Moeten we bijvoorbeeld
niet een speciaal instrument, een speci
fieke regeling hebben voor jonge, begin
nende boeren?
Voor elk individueel bedrijf heeft de minis
ter zeker geen voldoende instrumenten.
Die zal hij ook nooit hebben! De problemen
lopen immers per bedrijf, per ondernemer
zo enorm uiteen.
Ik stel voorop, dat er twee factoren zijn, die
mijns inziens belangrijker zijn dan welk in
strument ook. De ene is het goed functio
neren van de Europese markt. Vrij handels
verkeer, financiële solidariteit, dat is van le
vensbelang! De andere vertegenwoordigt
de Nederlandse invalshoek: zorgen voor
een zodanig kostenklimaat, dat onze con
currentiepositie sterk genoeg blijft om op
de Europese markten overeind te blijven! In
feite komt dat erop neer, dat we arbeids
kosten en de kosten van het kapitaal, de
rente, meer moeten beheersen dan in het
verleden het geval is geweest. Daarom
spitst onze inspanning zich thans sterk toe
op het terugdringen van het financierings
tekort van de overheid; dat is de belangrijk
ste veroorzaker van de hoge rente. De le
venskansen van de Nederlandse land
bouwbedrijven hangen er vanaf!
Daarnaast hebben we instrumenten nodig
om een aantal individuele agrarische on
dernemers, die door externe omstandighe
den zich niet voldoende kunnen ontwikke
len, te helpen. Ik noem de ruilverkaveling
en het Ontwikkelingsfonds. Ik noem het
Borgstellingsfonds, dat zijn weerga in de
wereld niet kent en dat zeer hoog geno
teerd staat voor de begeleiding van star
ters in de landbouw. Een ander instrument
is de Grondbank. Die heeft in het verleden
overigens meer gefunctioneerd voor be-
drijfsuitbreidingen dan voor bedrijfsover-
namen, waar ze toch primair voor bedoeld
was. Dat primaire moeten we handhaven.
Een nieuw instrument is het al besproken,
op 1 5 april operationeel geworden, gega
randeerd bijzonder bedrijfskrediet. De eer
ste ervaring is opgedaan. Ik vind dat die er
varing moet worden uitgebreid, dus voor
alsnog dit instrument aanhouden, ook al
zijn de marktomstandigheden beter ge
worden.
Agrarisch ondernemerschap is een econo
mische activiteit: een goede ondernemer
moet dan ook rendabel kunnen starten en
eindigen. Met het starten is de situatie het
riskantst. De door mij genoemde instru
menten zijn dan ook vrijwel allemaal toe
gespitst op het helpen bij het starten. De
mogelijkheden die de jonge boeren heb
ben om te beginnen, kunnen beslist de
toets der kritiek redelijk doorstaan. Met
meer specifieke steun zou ik hier uitermate
voorzichtig willen zijn! De situatie bij erf
rechtelijke overdracht maakt het vaak on
doorzichtig of de voordelen van zo n rege
ling ook effectief bij de jonge boeren te
rechtkomen. Een instrument als het bijzon
der bedrijfskrediet, dat als het ware 'ach
teraf' werkt, is mijns inziens selectiever en
efficiënter.
Het energiebeleid is zeer gewichtig voor
het kostenklimaat en onze concurren
tiepositie. Is het verwijt, dat onze gas-
prijzen in de tuinbouw op concurrentie
vervalsing neerkomen, juist?
De Europese integratie is nog zeer onvolle
dig. De energieprijs is niet geharmoni
seerd, die ligt nog helemaal op het terrein
van de nationale economie. Op concurren
tieverstoringen heeft de EEG weinig greep.
Er zijn tal van verstoringen bijvoorbeeld
door verschillend fiscaal en sociaal beleid
en dat roept telkens weerstanden op bij an
dere lidstaten. In dat vlak nu ervaart men in
het buitenland ons geleidelijk aanpas
singsproces voor de gasprijzen als te lang-