wob Het jaar 1981 is bijna verleden tijd. Het was me het jaartje wei! Onze parlementaire democratie beleefde bepaald geen hoogtij-jaar. De economische bedrijvigheid in ons land bewoog in gelijke richting. Ook in de zo solide lijkende bankwereld werd een gat geslagen en bleken er - vrij onverwacht - nogal wat instellingen, óók met gere nommeerde namen, in de problemen te zijn gekomen. Wij zijn de jaren tachtig begonnen met niet al te hoog gespannen ver wachtingen. Integendeel, bij herhaling hebben we vanuit de centrale bank gewaarschuwd ons voor te bereiden op een periode met toene mende problemen. Wie echter gedurende het laatste halfjaar de ont wikkeling in het bankwezen in Nederland goed gevolgd heeft, moet tot de conclusie gekomen zijn dat een dergelijke snelle opeenvolging van sombere berichten toch nog a/s een verrassing is gekomen. Niettemin, we waren en zijn gewaarschuwd én voorbereid. We kun nen, ondanks alles, 1982 met vertrouwen tegemoet treden. U allen wens ik toe prettige feestdagen en een gelukkig en gezegend 1982. Lardinois december 1981 vragen op basis van de huidige criteria zijn te verwachten. HET BELANG VAN DE HANDEL VOOR 'NOORD' ÉN 'ZUID' De positie van de ontwikkelingslanden ver zwakt snel. Hun gezamenlijke schulden zijn in 1981 boven 500 miljard dollar ge komen en de jaarlijkse rente- en aflos- singslast boven 110 miljard dollar. Cijfers, die respectievelijk 1 5 en 22% hoger lig gen dan het jaar daarvoor! Tegelijkertijd heeft een diepe recessie de geïndustriali seerde landen getroffen, waardoor de vooruitzichten op hulp aan die landen verre van gunstig zijn geworden. Tegen deze achtergronden heeft de nieu we minister van Ontwikkelingssamenwer king, drs. C. P. van Dijk, in november in een toespraak voor het Verbond van de Neder landse Groothandel enige duidelijke be leidslijnen ontwikkeld. Met klem wees hij erop, dat de handel voor ontwikkelingslan den even belangrijk is als voor ons land en andere landen. Vrije handel is essentieel voor een echte oplossing van de derde we reldproblemen, want daardoor kunnen de ontwikkelingslanden op den duur zelfstan dig worden in de wereldeconomie. Ditzelf de werd vorige maand ook reeds door oud minister Braks in ons blad onderstreept en we vinden deze gedachte ook met grote ernst bepleit in het bekende Noord-Zuid rapport van de Commissie-Brandt. De neiging tot handelsprotectie die door de recessie tegenwoordig in de rijke lan den opkomt, wijst Van Dijk beslist af. Op die wijze gaan wij eraan voorbij, dat er een sterke onderlinge afhankelijkheid bestaat tussen de economieën van Noord en Zuid. De gigantische huidige problemen kunnen alleen van weerszijden worden opgelost. Voor 'Zuid' is voorwaarde, dat de export wordt versterkt en de eigen invoer beperkt. Alleen dan kunnen de reusachtige tekorten van de betalingsbalans (80 miljard dollar nü tegen 26 miljard in 1978) tot een draagbaar niveau worden teruggebracht. Omgekeerd: 'Noord' moet zich aanpassen aan de gewijzigde internationale economi sche verhoudingen! Protectionisme is daarbij kortzichtig. Van Dijk kant zich ook duidelijk tegen 'hulp on der voorwaarden', dat wil zeggen met bin ding om de hulp op bepaalde wijze bij het hulpverlenende land te besteden. Dat is niet in het belang van de vrije handel en dus ook niet van het Nederlandse bedrijfs leven. Laten wij vooral niet vergeten dat de ontwikkelingslanden eigenlijk al de meest dynamische factoren in de wereldhandel zijn! Hun aandeel zal in de jaren tachtig ver dubbelen tot 30 en van de EEG-exporten gaat nu reeds 38% naar die landen toe! Met een stijgende import zijn onze consu menten gediend en door onze grenzen vrij toegankelijk te maken voor de goedkopere produkten uit ontwikkelingslanden wordt de inflatie bestreden en kan mogelijk de zware last van het gesubsidieerd in stand houden van eigen dure produkten worden verlicht. Uit dit laatste blijkt al dat die aanpassing ook aan de 'rijke' kant niet altijd pijnloos zal kunnen zijn. De discussie, die in Europa over het indammen van de invoer van graansubstituten - maniok, sojaschroot, ma'isafval en dergelijke - gevoerd wordt, is een duidelijk voorbeeld. Frankrijk met zijn grote graanproduktie streeft naar een in- voerstop, maar Nederland verzet zich ons inziens terecht. Inderdaad, ook onze eigen handel en werkgelegenheid staan op het spel, maar zeer gewichtig is dat die graan substituten een uiterst belangrijke bron van inkomsten voor 'Zuid' betekenen. Ge noeg om te laten zien dat aanpassing niet gemakkelijk is. Minder pijn maar wel veel inspanning zal een andere aanpassing ver gen. Van de Nederlandse export gaat slechts 11 naar ontwikkelingslanden. Ons bedrijfsleven is kennelijk onvoldoende op de behoeften aldaar ingesteld. Ook dat moet veranderen, ook daar zal de handel veel meer het instrument moeten worden dat zowel in het belang van 'Noord' als van 'Zuid' werkt. De door de minister geschetste beleidslij nen onderschrijven wij. Met name de agri- business, ook de coöperatieve, doet er goed aan zich met deze materie intensief bezig te houden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 7