wob wob wob vervolg wob weg van eikaars verantwoordelijkheid er kennen, gezond heeft kunnen ontplooien. Wij zijn er met name erkentelijk voor, dat Zijlstra ook duidelijk oog toonde te hebben voor de bijzondere, coöperatieve structuur van onze organisatie. Niet licht zullen wij vergeten de magistrale rede, die Zijlstra in 1 977 voor onze Alge mene Vergadering hield. Wat hij ons over 'de vier geboden voor de komende tijd' voorhield was zo helder, zo meeslepend en werd op een zo vertrouwde manier ge bracht, dat de duizenden in de Jaarbeurs hal zich als het ware ieder persoonlijk toe gesproken voelden. Actueel is het nog; men kan de rede nalezen in het boek, dat Puchinger over de 60-jarige Jelle Zijlstra schreef. Nu de heer Zijlstra vertrekt, gedenken wij dankbaar de voortreffelijke wijze waarop hij zijn zware, verantwoordelijke taak heeft vervuld. Onze beste wensen vergezellen hem op zijn verdere levensweg. Zijn opvol ger, de heer Duisenberg, moge zich verze kerd weten van het vertrouwen dat wij, naar wij menen niet zonder reden, ook in hem stellen. RENTEBOEMERANG De situatie aan het rentefront is er de afge lopen weken niet overzichtelijker op ge worden. In een tijd waarin iedereen de mond vol heeft van een lastenverminde ring voor het bedrijfsleven heeft een aantal banken de knuppel in het rentehok gegooid door zeer hoge rentes te gaan ver goeden voor met name ook kleine tegoe den met een kortere looptijd. Een van de aanleidingen was het door de Staat der Nederlanden, vanwege zijn zeer grote fi nancieringstekort, in directe concurrentie treden met het bankwezen door effectieve rendementen op obligatieleningen te bie den die boven de rentevergoeding van de banken uitgingen. Niemand zal de rechtvaardigheid van een redelijke rentevergoeding voor met name ook de kleine spaarders willen aanvechten, maar bedacht dient te worden dat het juist deze tegoeden zijn die nog al wat kosten met zich brengen. De gemiddelde ver- krijgingsprijs van de brandstof voor de kre dietverlening wordt nu onnodig veel ver hoogd, waardoor afwenteling aan de de betzijde van de balans moet plaatsvinden. In onze ogen dient de strijd echter juist aan die zijde te worden gevoerd. Het zo snel mogelijk naar beneden brengen van de de betrente kan alleen maar positief zijn voor de Nederlandse economie. Het ook op klei ne bedragen vergoeden van zeer hoge ren te leidt slechts tot het omgekeerde. Het bankwezen dient er voor te waken dat de renteknuppel niet als boemerang gaat werken en daarmee de bedrijfstak voor problemen gaat stellen. ONZE POSITIE De Rabobankorganisatie is kredietinstel ling én spaarinstelling. Beide elementen staan gelijkwaardig in onze statutaire doel stelling. Het sparen is vanouds ons terrein en met ere menen wij ook de naam traditio nele spaarinstelling te mogen dragen. Dit is alom bekend. Het blijkt ook uit de cij fers: bijna 75% van onze toevertrouwde middelen bestaat uit spaarmiddelen; bij de Bondsspaarbanken was dit medio 1980 90% en bij de algemene banken 30%. Meer sprekend dan dergelijke percentages zijn het aantal spaarrekeningen: 7,8 mil joen per ultimo 1979, een aantal dat ver uitsteekt boven dat van enige andere groep bank- of spaarinstellingen. Spaaractiviteit is voor ons een bedrijfsbe lang, maar tegelijk hebben wij altijd de gro te sociale betekenis ervan onderkend. Het inkomen van een beduidend deel van de bevolking laat maar een zeer beperkte ruimte toe voor vrije besparingen. Daarom wordt door ons het bevorderen van het sparen en van de spaarzin als een bijzon dere taak gezien. Middelen daartoe zijn: goede, zakelijke voorwaarden, voorlichting en in het algemeen een zeer actieve bena dering door ons als banken zeer toeganke lijk voor de spaarders te maken. Sparen kan in zeer vele vormen, maar ken merkend voor sparen is gebleven dat het per spaarrekening gewoonlijk om betrek kelijk kleine bedragen gaat. De individuele spaarder moet de gelegenheid krijgen te sparen wat hij op een gegeven moment opzij kan leggen. Het gemiddelde saldo op onze miljoenen spaarrekeningen is dan ook niet hoog, f 5100,- in 1979. Een re cent eigen onderzoek heeft zelfs aange toond, dat op 80 van die 7,8 miljoen re keningen het spaarsaldo gemiddeld niet meer dan f 1 350,- bedraagt! Hieruit blijkt ook dat de kleine spaarder onze intensieve aandacht heeft. Het resultaat van die aandacht roept weer nieuwe intensiviteit op. Want niet alleen de voorlichting en het bevorderen van het sparen vergen arbeid en kosten, ook het administreren van de miljoenen rekenin gen is arbeids- en kostenintensief. Per spaarrekening komen er gemiddeld 6 mu taties per jaar voor. De spaarder doet zijn inlagen en opnamen wanneer het hem uit komt. Terecht, maar de bank moet het maar bijhouden. De gigantische hoeveel heid grote en kleine mutaties brengt niet onaanzienlijke kosten met zich mee; kos ten die nog zeer beduidend hoger komen te liggen, wanneer de 'integrale kosten' van het spaarbevorderen mede in aanmer king worden genomen. Genoeg om te laten zien, dat het bevorderen van het sparen voor een bank als de onze niet alleen lusten maar ook lasten meebrengt. Ook dit be hoort tot ons vak; wij hebben het gemeen met andere banken, die zich op soortgelij ke wijze op het sparen toeleggen. Het is mede het terrein waarop de onderlinge concurrentie zich ontplooit. Het recente verschijnen van Roparco op een onderdeel van de spaarmarkt past ons inziens niet in het beeld van de bancaire spaaractiviteit. Hetgeen Roparco biedt maakt daarvoor ook een te opportunisti sche indruk: met een enkele spaarvorm in haken op de heersende hoge rentestand. De opzet lijkt meer gericht op het bevorde ren van het (bijeen-)'garen' dan van het 'sparen'. Onze positie blijft bepaald door het met kracht bevorderen van het sparen in al zijn vormen, voor grote en kleine spaarders, en op het rendabel aanwenden van de spaar middelen ten behoeve van onze kredietver lening. Op deze wijze en niet door het in slaan van extreme wegen menen wij ook een algemeen belang te dienen. TUSSENRAPPORT In het interview dat wij met oud-minister Braks hadden en dat is geplaatst in dit nummer geeft de heer Braks o.a. een be schouwing over het onder zijn verantwoor delijkheid ontwikkelde 'Gegarandeerd Bij zonder Bedrijfskrediet'. Aangezien wij niet alleen bij de ontwikkeling van dit krediet betrokken waren, maar ook bij de uitvoe ring, is het plezierig dat dit korte termijnin strument op een eerste tussenrapport van de heer Braks een ruime voldoende krijgt. Per 1 november 1 981 hadden 300 agrari sche ondernemers een aanvraag voor een 'GBK' ingediend, waarvan 70 afkomstig uit de tuinbouw en 230 uit de landbouw. Het ziet ernaar uit, dat het bedrag dat onze or ganisatie en de overheid voor 1981 ten be hoeve van deze regeling hebben uitgetrok ken niet volledig gebruikt zal worden. Wij zijn met de heer Braks van mening, dat de regeling voorlopig nog gehandhaafd moet blijven, omdat ook in 1 982 nog aan-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 6