instituut voor doven gastvrij ontvangen door de heer J. van Eyndhoven, directeur onderwijs/opvoe ding, dr. A. v. d. Sanden, directeur sociale zaken/stafdiensten en andere medewer kers. Ik ben er zelfs een tweede keer terug geweest om iets van de praktijk mee te maken, heb iets gelezen over de giganti sche didactische problemen en discussies daarover die achter het dovenonderwijs schuil gaan en ben zeer onder de indruk van wat er in zo'n instituut gepresteerd wordt. Daarom dit artikel: niet over de Ra bobank (al heeft het Instituut een bankrela tie die met Rbegint), niet over bankzaken, maar over gehandicapten die, net als ieder ander mens, de samenleving vormen, erbij horen, willen horen en kunnen horen! Denk aan Koreaans... Even een stukje terminologie. Tussen 'doof en 'slechthorend' is technisch een gradueel verschil. Een dove hoort zonder hoorapparaat praktisch niets, een slecht horende vangt goed of minder goed, af hankelijk van volume en duidelijkheid, ten minste flarden van gesprekken op. Die do ven zelf zijn in twee groepen te onderschei den en het verschil daartussen is zeer in grijpend! Ik wist dat allang, maar heb dat dit najaar letterlijk aan den lijve ervaren in Sint Michielsgestel. Ik geef even een 'ver slagje'. Een groepje kindertjes zit halve-maansge- wijs voor een 'meester'. Die praat, duidelijk expressief, maar in het normale spreekrit- me, met de kinderen. 'Vrijdag gaan we alle maal naar huis, met vakantie. Wat gaan we doen? Ik ga zwemmen. In het zwembad?' Als een kind begrepen heeft wat er gezegd is, spint dat zelf met een woord of een zin netje het 'gesprek' verder. In hun gretig heid gaan ze soms voor hun beurt. Gere geld moet er een zin of woord 'nagezegd' worden. En dan komt de juiste uitspraak, het juiste accent en vooral het ritme van het spreken aan bod. Bij 'vakantie' kwam er een enorme trom aan te pas, drie slagen, één kort, één langer en eentje hup. leder kind aan de beurt om op die trom dat woord vakantie goed te krijgen. De hele zin werd op het bord geschreven. Geen moeite met het lezen; vakantie werd herkend: drie boemen va-kan-tie! Ondertussen stond ik erbij en keek ernaar. Mijn gehoorresten zijn van hetzelfde ni veau als van die kinderen. Ik moest ook lip- lezen om het te verstaan. Maar ik had een enorm voordeel: ik kan veel beter'raden', ik beheers mijn moedertaal, ik beschik over een grote woordenschat. Bij mij hoeft niet ieder woordje of zinnetje er moeizaam 'spelenderwijs' ingestampt te worden. En, nog een enorm voordeelals ik weet wat er bedoeld is, dan kan ik het vlot nazeggen. Ik heb ten slotte net als iedereen 'praten' ge leerd in de eerste 24 jaar van mijn bestaan, toen ik gewoon goedhorend was. Ik dacht daar toen: als ze mij nu eens een Koreaans zinnetje met het woord 'vakan tie' erin zouden willen doen begrijpen en goed nazeggen, dan zou ik er nog veel min der van maken dan die heel jonge kinderen nu met het Nederlands presteren. En toch was tot voor heel kort Nederlands voor hen even vreemd als Koreaans voor mij. Nog vreemder zelfs, want ik weet dat het een taal is, dat er bepaalde taalwetten, accen ten en ritmische uitspraakregels zijn, die je verstaanbaar doen zijn, die je in staat stel len via de mond een boodschap aan je vriendjes over te brengen. Doof-geboren kinderen moet je dat allemaal bijbrengen. Pre-linguale doven, dat wil zeggen zij die doof geworden zijn vóórdat de taal zich bij hen gevormd heeft, verkeren in een va cuüm van stilte, waarin het begrip taal, het begrijpen en gebruiken van woordjes, niet eens een kans krijgt. Vroeger bleven die mensen hun hele leven 'doof-stommen', enkele ongearticuleerde geluiden uitsto tend, maar door de maatschappij enkel door hun doof en stom zijn als geestelijk onvolwaardig geacht. Dromen van de 'kubus' Ik heb maar een klein onderdeel van het In stituut voor Doven wat nader bekeken. Achter de imponerende, 'oud-roomse' hoofdbebouwen van begin deze eeuw - het Instituut werd in 1 830 opgericht - be vindt zich een heel 'campus' van moderne schoolgebouwen, werkruimten, sportvel den en bungalowachtige groepshuizen, waar de leerlingen in groepjes gezellig wo nen. Er zijn ook meervoudig gehandicap ten, doof én blind, doof én tegelijk geeste lijk afwijkend. Maar wat ik van die 'norma le' doven zag, deed je denken - met ver wondering en met ontzag -: het zijn gewo ne kinderen, alleen maar een beetje doof. Een kleutertje, kennelijk een 'beginnertje', had een individuele les. Kijken naar de lip pen van de juffrouw en eerst 'heel gemak kelijk' nazeggen: ta, ta, ta, ta. T riomfantelijk rondkijkend liet ie zich horen: ta, ta, ta. Toen mama, mama. Hij had er plezier in en wij allemaal. Met het woord 'kam' werd het moeilijker, proberen maar, goed opletten in de spiegel hoe je die lippen moet bewe gen en wat er voor 'adem op je hand komt'. Een intensief werk, voor leerling en juf frouw beiden. Na zo'n 20 minuten een plakplaatje op de hand als beloning! Maar dat hele kleine ventje begreep al best waar het om ging. Dan was er dat pientere jochie van 5 jaar. Praatje over de kubus. Het ding lag optafel. Goed uitspreken: ku-bus! Hij las zowaar hardop, soms met horten en stoten, een verhaaltje over de kubus. Mijn kubus en jouw kubus, jouw kubus is thuis in de huis-ka-mer enz. Dit jongetje was al veel verder met lezen dan zijn goedhorende leeftijdsgenoten! Dat lezen begint met her kenning - een woordje geschreven op het bord - maar het nazeggen, het goed uit spreken, hoort erbij! De kinderen moeten leren denken in de taal. 'Kubus, vakantie' moeten hun geestelijk eigendom worden, woorden, waarmee ze hun gedachten kun nen vormen, die ze kunnen uitspreken en via liplezen en gehoorresten (versterkt door het 'apparaat') kunnen opvangen. Wie zou dat kleine kleutertje en dat jochie nog met een doof-stomme vergelijken? En toch, daar is hard aan gewerkt om het tot dat kubusverhaal te brengen. Hij komt ook nog veel verder, hij zal straks in spreken heus niet veel onderdoen voor een goed horend geborene. Van mond tot mond Het doven-onderwijs heeft zijn 'stromin gen' gekend en als ik me niet vergis kent het die nog. Het is boeiend te lezen wat dr. A. van Uden in vele publikaties daarover opmerkt. Dr. Van Uden, thans met 'emeri taat', was lange jaren verbonden aan Sint Michielsgestel. Hij schreef onder andere het standaardwerk 'A World of Language for Deaf Children'. Een boek dat in de hele 'dovenwereld' bekend is, en dat een enor me invloed heeft op het dovenonderwijs. De kern van zijn visie, die in het Instituut voor Doven in de praktijk gebracht wordt, wil ik trachten weer te geven. Andere insti tuten - in ons land zijn er vijf en er zijn 28 scholen voor slechthorende kinderen - ge bruiken naar ik meen ook wel andere me thoden, maar de gedachten van dr. Van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 36