Europa struikelend naar een nieuw landbouwbeleid Op 26 oktober jl. heeft de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de Europese Gemeenschap een aantal ideeën ontvouwd over hoe het verder moet met het landbouwbeleid. De Commissie heeft daarvoor een stuk opgesteld met de titel 'Richt snoeren voor het Europese landbouwbeleid'. In landbouwkringen, en wat Nederland betreft ook buiten de landbouw, is hierop heftig gereageerd. Het gaat om nogal rigoureuze veranderingen in het beleid. In vergaderzalen is al enkele jaren de discussie aan de gang over mogelijke veranderingen. Veranderingen om de kosten van het Europese landbouwbeleid terug te dringen. Daarnaast veranderingen om minder vooruitstrevende landbouwgebieden in Europa meer kansen te geven en om in Europees verband ruimte te scheppen voor nieuw gemeenschappelijk beleid op andere terreinen, zoals bijvoorbeeld energiepolitiek en regionale ontwikkeling, sociaal beleid. 'Catch as catch can' Over deze grote lijnen bestaat er in brede kringen, ook binnen de landbouw overeen stemming in denken. Wanneer het er ech ter op aankomt deze uitgangspunten om te zetten in maatregelen, dan lopen de wegen uiteen. Wat dat betreft is het niet anders dan bij de politiek in ons eigen land. Dan blijkt wat aanvankelijk heel redelijk leek in praktijk anders uit te komen. Dan ook komen tegengestelde belangen naar boven en is de landbouwwereld minder eensgezind dan wel wordt beweerd. 'Catch as catch can', een van het Japanse judo afgeleid kermisvechtspel uit de jaren '50 en '60, is dan de overheersende verga dertechniek. Realiteitszin Wat is de aanleiding van het tumult? De Europese Commissie stelt voor de agrari sche producenten 'meer bewust te maken van de realiteit van de markten'. Wanneer er meer geproduceerd wordt dan de markt kan opnemen, dan dient de agrarische pro ducent meer bij te dragen in de financiële kosten om die produktie af te zetten. Voor produkten waarvoor overschotten zijn of de kosten hoog zijn, worden richtlijnen voorgesteld tot welke omvang de produk tie voor steun in aanmerking komt. Voor granen zal de produktie tot 1988 met zo'n 8 mogen stijgen, voor melk wordt een jaarlijkse groei van ten hoogste 0,5 wenselijk geacht. Dat zijn produktiedoe- leinden die lager liggen dan de mogelijkhe den die er zijn. In feite komen de Commis sievoorstellen neer op prijsverlagingen, of juister gesteld: lagere prijsverhogingen dan op grond van vaststelling van het te genwoordige beleid. Op die manier kan er volgens de Europese Commissie worden bezuinigd zodat er meer geld overblijft om andere Europese zaken te financieren. Nu valt het met die realiteitszin van boeren en tuinders voor de markt nogal mee. Na tuurlijk, de individuele boer of tuinder zal bij zijn dagelijks werk niet doorlopend aan de markt denken. Hij heeft al veel aan zijn hoofd, hij werkt immers met levend mate riaal en is afhankelijk van weer en natuur bij de produktie, waarbij hij een zo goed mo gelijk resultaat dient te bereiken. Ziekten en plagen, droogte en waterover last zijn evenzoveel inkomensrisico's. En grote prijsschommelingen worden hem evenmin bespaard. Een akkerbouwer heeft dan wel een zekere garantie dat zijn tarwe en suikerbieten een prijs opbrengen. Voor andere produkten die noodzakelijkerwijs in verband met de vruchtwisseling moeten worden verbouwd, zoals aardappelen en uien bestaat geen enkele prijsgarantie. En voor een veehouder geldt hetzelfde. Var kens, koeien, kalveren worden op de vrije markt verhandeld. In feite biedt het Euro pese landbouwbeleid niet meer dan een minimumprijsgarantie voor een deel van de inkomsten van de boer. En wil hij die ga rantiemogelijkheid benutten, dan nog zal hij er alles aan moeten doen de produktie zo efficiënt mogelijk op te zetten. Noord-Zuid Daarmee kom ik op het tweede element in de 'Richtsnoeren voor het Europese Land bouwbeleid'. De Europese Commissie is van mening dat efficiënte producenten best met een lagere beloning toe kunnen. De grotere graanbedrijven in Noord-Frank rijk met gemiddelde oppervlakten van 1 50 tot 200 ha zouden met lagere graanprijzen kunnen volstaan. De intensieve melkvee houderijbedrijven, zoals die in Engeland en Nederland voorkomen, zouden in de ideeën van de Commissie met een lagere Ir. J. H. Egberink 0 melkprijs toe kunnen komen. Het zijn ge- dachtenspinsels die in de Zuideuropese landen veel ondersteuning vinden. Al jaren wordt daar verkondigd dat het Europese landbouwbeleid de 'rijke' noordelijke lan den van de Gemeenschap nog rijker maakt en dat de landbouwprodukten die in Zuid- Europa worden geteeld, wijn, groente, olij ven, stiefmoederlijk worden behandeld. Door de uitbreiding van de Europese Ge meenschap met landbouwkundig gezien

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 32