tl
I
coöp. bankwezen in duitsland
heid van het land. De in een doorgaans
klein werkgebied opererende plaatselijke
bankjes sloten zich met andere banken in
hun omgeving aaneen: zo ontstonden de
reeds genoemde Zentralkassen. Hun eer
ste en wellicht voornaamste taak lag op het
terrein van de liquiditeit: zij bundelden de
liquiditeiten van de banken en ze zorgden
op dat gebied voor de noodzakelijke ver
schuivingen: de 'Geldausgleich'.
Het lag echter voor de hand dat ook deze
alleen in de eigen regio werkende Zentral
kassen op hun beurt behoefte kregen aan
onderlinge bundeling van krachten, met
name ook aan een gemeenschappelijke li
quiditeitsreserve, dus aan een Zentralkas-
se voor heel Duitsland, zoals die ten slotte
gestalte kreeg in de DG-Bank.
Nadelen van de structuur
Dat alles verandert echter niets aan het feit,
dat aan een dergelijke opbouw met drie
geledingen toch belangrijke nadelen kle
ven. Zo zal het feit dat elke Zentralkasse op
de eerste plaats met de eigen regio te ma
ken heeft, praktisch automatisch ten ge
volge hebben, dat de interregionale of lan
delijke aanpassing van de liquiditeitsver-
schillen ('Geldausgleich') via de DG-Bank,
minder goed verloopt dan de regionale.
Bovendien is in de gegeven structuur het
eigen kapitaal van de banken verdeeld over
tien afzonderlijke instellingen, die daar
door op de geld- en kapitaalmarkt moeten
opereren als kleinere partijen. De solvabili
teit van het landelijke grote geheel blijft
daardoor grotendeels onbenut.
In het kader van het krediettoezicht van de
federale overheid komt daar als afzonder
lijk nadeel nog bij, dat alle door de DG-
Bank uit haar 'centrale liquiditeitsreserve'
aan de Zentralkassen gedane verstrekkin
gen, beschouwd worden als echte door de
bank verstrekte kredieten. En datzelfde
geldt ook voor alle gelden die de Zentral
kassen op hun beurt aan de lokale banken
hebben verstrekt. Al deze binnen de eigen
organisatie getroffen interne voorzienin
gen vallen daardoor onder de beperkende
24 bepalingen van het krediettoezicht van de
overheid. En wanneer het grote bedragen
betreft, vallen die 'kredieten' tevens onder
de verdere restrictieve bepalingen inzake
de 'grote kredieten'.
Het is om de hier genoemde redenen niet
verwonderlijk dat er regelmatig pleidooien
worden gevoerd tot afschaffing van de in
deling in drie niveaus. Op dat punt leeft
met name de gedachte dat het voor de hele
organisatie bijzonder gewenst zou kunnen
zijn als de Zentralkassen hun juridische
zelfstandigheid zouden opgeven en zou
den worden tot een soort van regiokanto
ren van de DG-Bank.
Enkele verdere structuurelementen
In Raiffeisens oorspronkelijke opzet nam
een onbeperkte aansprakelijkheid van de
leden de plaats in van een door de leden
gestort kapitaal. Dat is in de loop van de ja
ren zodanig veranderd dat de Raiffeisen-
banken en Volksbanken tegenwoordig
praktisch algemeen een kapitaalinbreng
kennen van hun leden, terwijl die leden in
de regel bovendien aansprakelijk zijn tot
een bepaald bedrag. Deze extra-aanspra
kelijkheid is doorgaans gelijk aan het be
drag van hun kapitaalinbreng, en daarvan
wordt de hoogte bepaald door de statuten
van de bank. Een dergelijke aanvullende
aansprakelijkheid is overigens in de Duitse
wetgeving niet voorgeschreven. Over de
kapitaaldeelname wordt aan de leden divi
dend vergoed.
Gebleven is bij veel Raiffeisenbanken de
'branchevermenging' waardoor bank- en
handelsbedrijf samengingen. Ultimo 1 979
vond men die combinatie nog bij ruim zes
tig procent van de coöperatieve banken.
Het is bijna vanzelfsprekend dat ook de Ge-
nossenschaftsbanken in de loop van de tijd
jaren hebben gekend waarin de toevloeiing
van middelen zodanig terugliep dat zij ge
noopt waren om zelf gelden aan te trekken.
Sinds de twintiger jaren beschikken ook de
Genossenschaftsbanken over eigen hypo
theekbanken, die door uitgifte van pand
brieven geld kunnen aantrekken op de ka
pitaalmarkt.
En ten slotte verdient vermelding de verze
keringsactiviteit van de Raiffeisenbanken
en Volksbanken: in de 'Raiffeisen- en
Volksbanken-versicherungsgruppe' wer
ken vijf assurantiemaatschappijen samen,
die via alle 19 000 kantoren van de coöpe
ratieve banken in heel het land hun bemid
deling aanbieden.
Enkele aantallen en bedragen
De structuurproblemen hebben evenwel
niet kunnen verhinderen dat de coöpera
ties in Duitsland uitgroeiden tot instellin
gen die voor het land van zeer grote bete
kenis zijn. Dat geldt zowel voor de banken
als voor de commerciële coöperaties.
De handeldrijvende Genossenschaften -
gewerbliche en landliche - hadden in
1977 een omzet van meer dan DM100
mrd. De daarin vervatte totaalomzet van de
agrarische coöperaties beliep 53 procent
van de vergelijkbare totaalomzet (in- en
verkoop) van de hele Duitse landbouw. Van
de Duitse landbouwers is 80 procent lid
van een Raiffeisenbank of Volksbank.
Een eerste veelzeggende indicatie omtrent
de betekenis van de coöperatieve banken
vormt het totale aantal leden van die ban
ken, dat ultimo 1977 8,3 min. beliep. Het
aantal coöperatieve banken beloopt onge
veer 5000. Tien jaar eerder had Duitsland
nog 10 300 zelfstandige coöperatieve
banken: maar ook in Duitsland voltrokken
zich van jaar tot jaar lokale fusies. Daarte
genover is het aantal kantoren sinds 1965
gestegen van ruim 16000 tot 19450, en
het aantal leden van de banken groeide
sinds dat jaar met 55 procent.
Gemeten naar hun balanstelling omvatten
de coöperatieve banken in Duitsland bijna
een vijfde van het Duitse bankwezen (afge
zien van de hypotheekbanken, de post
spaarbank, de financieringsmaatschap
pijen en de bijzondere kredietinstellingen).
De Genossenschaftsbanken beheren on
geveer een vierde van de bij de Duitse ban
ken aangehouden spaarsaldi.
Dat de coöperatieve banken ook actief zijn
geworden op het gebied van de verzekerin
gen hoeft geen nader betoog. Reeds in
1 899 werd daarvoor de grondslag gelegd
met een verzekeringsafdeling van Raiffei-
sen's Generalverband. Thans maken vijf ei
gen verzekeringsmaatschappijen gebruik
van de 1 9 450 kantoren van de Raiffeisen-
en Volksbanken voor het afsluiten van hun
contracten. Sinds 1921 is het de coöpera
tieve banken bovendien mogelijk om door
de aanbieding van pandbrieven van eigen
hypotheekbanken een beroep te doen op
de kapitaalmarkt.
In de jaren zeventig heeft de Deutsche
Genossenschaftsbank samen met de Zen
tralkassen een omvangrijk buitenlands be
drijf opgebouwd. Zij beoefent het bankbe
drijf in New York, Los Angeles en in het
Verre Oosten. In de Verenigde Staten on
derhoudt zij, evenals Rabobank Nederland,
contacten met de daar bestaande agrari
sche coöperaties, hun kredietinstellingen
en met de Amerikaanse credit unions. Ver
der adviseert de DG-Bank aan de lokale
Volksbanken en Raiffeisenbanken die ten
behoeve van hun leden en cliënten relaties
zoeken in de Verenigde Staten, terwijl ze
anderzijds voor Amerikaanse bedrijven
contacten zoekt op de Europese markt.