...in het bovengenoemde model van centrale be sluitvorming opereerden de vakbondsvertegen- woordigers vrijwel onaf hankelijk en vrij van de achterban. De binding met de leden was zwak en van onder steuning van de kaderle den in de ondernemin gen door of vanuit de bonden was nauwelijks sprake. de collectieve landsbelangen. Immers de centrale belangenbehartiging (via centrale loonafspraken of bedrijfstak CAO's) bood aan de vakbondsleden nau welijks voordelen boven de niet-georgani- seerde werknemers. Via het instrument van de algemeen verbindend verklaring worden de CAO-voorwaarden ook van toe passing verklaard op de laatstgenoemde categorie. De vakbonden bleken echter op dat mo ment niet in staat om de belangen van hun leden op ondernemingsniveau adequaatte behartigen door het ontbreken van een vakbondsstructuur binnen de onderne ming. Veel leden begonnen hierdoor de banden met hun bond te verliezen, hetgeen zich onder meer duidelijk manifesteerde in het ledenverloop. Onderzoek De Algemeen Nederlandse Metaalbe- drijfsbond (ANMB), één van de drie bon den waaruit de Industriebond FNV is ont staan, begon als eerste aan een onderzoek naar de oorzaken en de gevolgen van die grote afstand tussen de leden en het be roepskader van de bond. Eén der conclusies uit het onderzoek was, dat de band met de leden versterkt zou kunnen worden door meer aandacht te gaan besteden aan de behartiging van de ledenbelangen binnen de ondernemingen door de leden, en vooral de kaderleden, binnen het bedrijf meer bij het bondswerk te gaan betrekken. Langs deze weg zou de communicatie tus sen de bezoldigde bestuurder en zijn ach terban versterkt kunnen worden. Naast de bestaande - geografische- organisatie structuur van de afdelingen (de zogenaam de 'A-lijn') kwam er een functionele - op de ondernemingen gerichtte - structuur van bedrijfsledengroepen (de zogenaamde 'B- lijn'). Vakbonden konden nu op twee manieren bij het bondswerk worden betrokken, waarbij de afdelingen zich met name zou den moeten gaan richten op de algemene (macro) vraagstukken en de bedrijfsleden groepen zich vooral zouden bezighouden met de zaken in de eigen ondernemingen. Het begin van de werkzaamheden was ook hier moeilijk omdat niet alleen aan werkge verszijde duidelijk verzet ontstond tegen deze nieuwe werkwijze maar vooral ook omdat binnen de bonden, en dan vooral bij de (beroeps)districtbestuurders weinig enthousiasme kon worden opgebracht voor het bedrijvenwerk. Bij deze laatste categorie bestond de vrees om een stuk van hun macht te verliezen en daarmee hun autonome positie en uitein delijk terecht te komen in Engelse 'shop steward' situaties. Ook van de kant van het gevestigde niet bezoldigde vakbondskader kwam verzet: afdelingsbesturen voelden zich in hun be staan bedreigd en OR-leden vatten het be drijvenwerk op als een kritiek op hun func tioneren. Ondanks de tegenwerking breidde het be drijvenwerk zich echter langzaam in om vang, maar niet in intensiteit, uit, omdat naast de ANMB ook andere vakorganisa ties er - noodgedwongen? - mee begon nen. Typisch gevolg van de tegenwerking van het gevestigd kader (van de A-lijn) was wel dat het bedrijvenwerkkader (van de B-lijn) ging bestaan uit relatief veel jonge mensen die gevoeliger waren voor betere monde linge en schriftelijke communicatie naar le den en personeelsleden. De belangstelling van het merendeel der leden voor deze nieuwe vorm van bonds werk bleef echter beperkt; wellicht een gevolg van de grote loonstijgingen, die de bonden via centrale loononderhandelin gen wisten te bereiken. De aandacht bleef dus in feite gericht op het centrale sociaal-economische beleid, zulks ten nadele van het feitelijke bedrijfs- gebeuren. De werkgelegenheid vormde nog geen ernstig probleem en de interne bedrijfsver- houdingen vormden in de ideeën van kader en leden nog geen belangrijk nieuw gebied van belangenbehartiging. Onverwachte impuls In het begin van de jaren '70 krijgt het be drijvenwerk plotseling en onverwacht een sterke impuls door de dan optredende ar beidsonrust welke zich uit in wilde stakin gen. Het initiatief tot deze stakingen blijkt in die situatie vaak niet te zijn uitgegaan van de bonden maar te berusten bij actiegroepen, veelal samengesteld uit georganiseerde werknemers. Duidelijk komt nu - in feite opnieuw - naar voren dat de bonden en vooral hun be stuurders slecht geïnformeerd blijken te zijn over datgene wat leeft bij haar leden en vooral ook dat zij de greep op hun leden dreigen kwijt te raken. Het gezag van het zittend kader blijkt dui delijk aangetast Deze gezagscrisis is de oorzaak voor een hernieuwde belangstelling voor het bedrij venwerk; nu echter niet meer als middel tot communicatieverbetering maar vooral als middel tot interne democratisering van de bond. Een deel van de gecentraliseerde macht verschuift via delegatie naar de bedrijfsle dengroepen die op hun beurt proberen binnen de onderneming erkenning te krij gen als onderhandelingspartner. Dit erkenningsproces verloopt tot op he den erg langzaam doordat de bedrijven veelal weigeren om te onderhandelen met een bedrijfsledengroep aangezien zij de ondernemingsraad als de belangrijkste vertegenwoordiger van het personeel wensen aan te merken. Op dit spannings veld tussen vakbeweging en onderne-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 13