ÓUPFLY ECÖNQ&16
voor moeten zorgen, dat door belasting
verlaging de aanbodzijde van de economie
weer beter gaat functioneren, zodat de
produktiviteit toeneemt en de inflatie ver
mindert.
Een -van de eerste volgelingen van deze
aanbodtheorie was Jack Kemp, een con
greslid uit New York, die te zamen met Se
nator William Roth in 1977 een wetsvoor
stel indiende om de inkomstenbelasting te
verlagen met ruim 30%. Het uit 1977 da
terende Kemp-Roth-voorstel werd toen
door het Congres verworpen. Niettemin
zou het in 1 981 de hoeksteen, zowel als de
achilleshiel, worden van het beleid van de
nieuwe president Ronald Reagan.
Geestverwanten in Europa?
Voordat de 'supply-side' theorie in de Ver
enigde Staten weer in het middelpunt van
de belangstelling zou komen te staan,
waaide zij al in een licht briesje over naar
het Verenigd Koninkrijk. De denkbeelden
van Laffer en diens medestanders klonken
Margaret Thatcher en haar adviseurs zon
dertwijfel sympathiek in de oren. Toch kan
haar beleid niet gekenschetst worden als
een 'supply-side' politiek. Weliswaar nam
zij van de aanbodtheoretici de aandacht
voor de particuliere sector over, hetgeen
paste in haar politieke opvattingen, maar
zij maakte de kern van het 'supply-side' be
leid, zoals dat door Laffer verwoord werd,
niet tot de hoeksteen van haar beleid.
Veeleer liet Margaret Thatcher zich beïn
vloeden door de denkbeelden van Milton
Friedman.
Dit betekende dat als hoogste prioriteit ge
kozen werd voor bestrijding van inflatie
volgens de monetaristische opvattingen.
Dat houdt de overtuiging in, dat een te ho
ge inflatiegraad bestreden kan worden
door de groei van de geldvoorraad te be
perken.
De meest fervente voorstanders van de
monetaristische theorie zullen bij hoog en
bij laag volhouden, dat een beleid volgens
hun uitgangspunten de reële economische
groei op lange termijn veilig zal stellen.
Toch is er een vrij grote mate van overeen
stemming tussen voor- en tegenstanders,
dat de uitwerking op korte termijn in ieder
geval ten koste zal gaan van de reële groei
9 en daarmee van de werkgelegenheid. Hier
komt dan ook de opvatting vandaan, dat
monetaristen de 'hoge-inflatie-economie'
proberen te saneren door het creëren van
een economische recessie als aspirine en
ontwenningskuur.
Een terugvallende vraag naar goederen en
diensten zal zeker een matigende invloed
op de inflatie hebben. Het is evenwel een
heel ander mechanisme dan de 'supply-
side' theorie aangeeft. Daar gaat het im
mers om inflatiebestrijding door het aan
bod van goederen en diensten te vergro
ten.
Sedert het optreden van de regering That
cher is de inflatie in het Verenigd Konink
rijk inderdaad gedaald, maar de kosten in
termen van werkloosheid en produktieda-
ling zijn enorm. De bijdrage van een sterk
pond sterling heeft daarenboven flink
meegeholpen aan de vermindering van de
inflatie, maar dit effect zal bij een verzwak
king van deze valuta weer volledig omkeer
baar blijken, iets waarover men zich nu dan
ook al ernstig zorgen maakt.
De verwatering
Het is nog niet zo lang geleden dat de Ame
rikaanse president Reagan, tijdens een
toespraak over zijn economisch beleid,
New York's financiële centrum Wall Street
in een Freudiaanse verspreking verwarde
met het uitgaanscentrum Broadway.
De financiële specialisten in Wall Street
zijn evenwel ook niet wars van woordspe
lingen, zodat Reagans 'supply-economics'
al snel werd verbasterd tot surprise-eco-
nomics'. Dit soort al of niet gemeende
schimpscheuten over en weer is in dit eer
ste zittingsjaar van de Amerikaanse presi
dent tekenend voor de sceptische hou
ding, welke de financiële wereld aanneemt
tegenover het financieel-economische be
leid van de regering Reagan.
Vanwaar al deze verwarring in Washington
en New York? Voor een goed begrip hier
van is het van groot belang in te zien, dat
een monetaristisch geldgroeibeleid iets
wezenlijk anders is dan een aanbod beleid.
Het monetarisme aanvaardt op korte ter
mijn een daling van de reële economische
groei, veroorzaakt door een beperking van
de kredietruimte, hoge reële rentevoeten
en/of beperking van de overheidsuitgaven.
Dit terwille van een op langere termijn in-
flatievrije economische groei.
De 'supply-side' theorie daarentegen gaat
er impliciet vanuit, dat een verlaging van de
belastingtarieven op korte termijn leidt tot
meer werk, meer besparingen, meer inves
teringen, een groter aanbod van goederen
en diensten en een lagere inflatie. Alles
staat of valt met die reële groei op korte
termijn, die noodzakelijk is om via de inver
dieneffecten een hoger niveau van over
heidsinkomsten te garanderen. En zoals al
eerder gezegd kan die 'inflatievrije' groei
slechts in gang worden gezet door investe
ringen, welke gefinancierd worden uit toe
nemende particuliere besparingen.
Juist omdat het monetarisme en de aan
bodtheorie voor wat betreft hun korte ter
mijn groeidoelstellingen zo recht tegeno
ver elkaar staan, lijkt het voeren van een
beleid, dat stoelt op een combinatie van
beide opvattingen, een uiterst dubieuze
onderneming. En toch is dat precies wat er
op dit moment in de Verenigde Staten ge
beurt.
Het lijdt geen twijfel, dat Reagan tijdens
zijn verkiezingscampagne de ogen gericht
hield op de 'supply-side' theorie, zoals de
ze ontwikkeld was door Laffer en neerge
legd in het Kemp-Roth belastingverla-
gingsvoorstel van 1 977. Reagan had het