Proefvelden op de Philippijnen (Luzon) van het Internationaal Rijst-Research Instiuut. De opvallendste eigenschap van deze rijstvariëteit: de zeer goede reactie op zware stikstof be mesting. nederlandse landbouw als voorbeeld gentegenstellingen groeiden tussen de verschillende partners in de produktieko- lommen, bleek het nodig ook op grotere hoogte tot samenwerkingsvormen te ko men. Zo ontstonden de produkt- en be drijfschappen. De structuur van de pro- duktschappen is zodanig, dat zowel over heid, landbouw als verwerkende industrie in het bestuur zijn vertegenwoordigd. Op deze manier is een samenwerkingsver band gegroeid tussen de verschillende deelnemers aan de bedrijfskolom. Alleen via dit soort samenwerkingsverbanden is een verder voortschrijden van de land bouwontwikkeling mogelijk, met name op het gebied van de exportbevordering. In de meeste ontwikkelingslanden spelen de organisaties van het landbouwbedrijfs leven een zeer ondergeschikte rol bij het afzetbeleid. De overheid bepaalt gewoon lijk het beleid en legt dit aan het bedrijfsle ven op. Maar zelfs dit regeringsbeleid is vaak onvoldoende gecoördineerd. Zo wer den in Kenya tot voor kort de maximum consumentenprijzen voor vlees door het ministerie van Financiën vastgesteld en de minimum producentenprijzen door het mi nisterie van Landbouw. Zonder noemens waardig overleg! Deze gang van zaken leidde tot een ernstige ontwrichting van de hele vee- en vleessector. Miljoenen aan ontwikkelingshulp hebben dan weinig zin. Veel andere Afrikaanse landen worstelen eveneens met dezelfde problematiek. In Nederland heeft men na de Tweede We reldoorlog getracht deze problemen op te lossen door het oprichten van produkt- schappen. Mijns inziens zou een soortge lijke organisatiestructuur in veel ontwikke lingslanden de samenwerking kunnen be vorderen, die noodzakelijk is om de voor waarden te scheppen voor een landbouw ontwikkeling. Het spreekt vanzelf dat ieder land zijn ei gen ontwikkelingswegen moet vinden, aangepast aan de eigen omstandigheden van land en volk. Maar het is buiten kijf dat een samenwerking tussen boeren en ande re betrokkenen noodzakelijk is. Dat brengt de aard van het agrarische produktiepro- ces met zich mee, terwijl de betrokkenheid van de deelnemers aan het produktie- en afzetproces eveneens een voorwaarde is voor het opnemen van vernieuwingen. De ze betrokkenheid wordt evenwel slechts bereikt, wanneer de deelnemers ook ge kend worden in de besluitvorming in hun sectoren. In veel ontwikkelingslanden heeft men ge probeerd de coöperaties al deze samen- werkingsfuncties te laten vervullen. Het re sultaat was vaak teleurstellend. Dit is voor namelijk toe te schrijven aan het feit, dat de coöperaties werden opgezet en ontwikkeld door buitenstaanders en niet voortkwa men uit de politieke wil van de leden. Het zijn echter niet alleen coöperaties die een middel tot ontwikkeling zijn. Ook in Nederland vinden we een veelheid aan or ganisatievormen die de landbouwontwik keling dragen zoals standsorganisaties, produktschappen, bedrijfschappen, stich tingen en provinciale overheid, studiec lubs, verenigingen en commerciële uitge verijen. Wat we met betrekking tot ontwikkelings landen hiervan kunnen leren, is dat reeds bestaande samenwerkingsverbanden van boeren en tuinders gekoesterd en ge steund moeten worden, zodat ze kunnen uitgroeien tot doeltreffende organisaties. Momenteel doen veel regeringen in ont wikkelingslanden het tegendeel, uit vrees dat hun macht door het opkomen van boe- renorganisaties zou kunnen worden inge perkt. Een dergelijke houding werkt van zelfsprekend remmend op de ontwikke ling. Dit geval is goed toe te lichten aan de hand van een voorbeeld uit de landbouw voorlichting. Het is namelijk de ervaring, dat voorlichters, die alleen verantwoording schuldig zijn aan het ministerie van Land bouw, minder toegewijd en efficiënt zijn dan voorlichters, die betaald en gecontro leerd worden door de lokale coöperatie. Mijns inziens is de organisatie van de land bouw in ontwikkelingslanden een van de grootste knelpunten voor de landbouwont wikkeling, die noodzakelijk is om deze lan den ten minste zelfvoorzienend voor voed sel te laten zijn. Daarom verdient het aan beveling om aan dit aspect meer aandacht te besteden bij onze ontwikkelingshulp en bij de opleiding van landbouwontwikke lingsdeskundigen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 28