h.
liter gasolie, hetgeen neerkwam op een to
tale kostenpost van ongeveer f120 mil
joen. Het aandeel van de brandstofkosten
in de totale besomming nam dan ook toe
van ongeveer 20% in 1979 tot 27,5% in
1 980. De problematiek van de oliekosten
in de kottervisserij komt goed naar voren,
wanneer men zich realiseert dat de brand
stofkosten in 1973 slechts gemiddeld
10% uitmaakten van de besomming.
De hiervoor genoemde stijging van de to
tale kosten met 11 was niet alleen het
gevolg van prijsstijgingen. De omvang van
de totale kosten steeg in 1980 ook aan
merkelijk, doordat in dit jaar 31 nieuwe
kotters in de vaart werden gebracht. De
vangstcapaciteit, gemeten aan het aantal
pk's dat gemiddeld werd ingezet, nam in
Drs. W. P. Davidse
medewerker Visserij
en Bosbouw van het
Landbouw-
Economisch
Instituut
1 980 hierdoor toe met 9 ten opzichte
van 1979. Hiertegenover stond dus een
toename van de totale besomming met
slechts 4% zodat gemiddeld per ingezette
pk minder werd besomd. Dit was echter
niet het gevolg van het achterblijven van de
vangsten, doch van een daling van de ge
middelde prijs van de aangevoerde vis in
1980.
De totale aanvoer van de kotters steeg in
1980 dan wel van 133 000 ton tot
146 000 ton, maar hierbij was sprake van
overgang op minder luxe vissoorten als
schol en kabeljauw, hetgeen de gemid
delde prijs van de aangevoerde vis deed
dalen.
De getoonde totaalcijfers van de kottervis
serij versluieren de grote mate van diversi
teit die er in deze relatief kleine bedrijfstak
toch nog is.
Aan het einde van 1 980 telde de kotter-
vloot 538 schepen, waarvan het grootste
gedeelte de boomkorvisserij op platvis uit
oefende. De motorvermogens van de kot
ters varieerden globaal genomen van rond
100 tot 2000 pk. Ongeveer een derde deel
van de vloot was uitgerust met een motor
van 300 pk of minder. Voor deze kotters
was de garnalenvisserij in de meeste ge
vallen nog belangrijker dan de boomkor
visserij. In het algemeen gesproken neemt
de specialisatie op één bepaalde tak toe
met het toenemen van het motorvermo
gen.
Met de kleine en middelgrote kotters (tot
1100 pk) worden in de meeste gevallen
meerdere visserijen uitgeoefend. Behalve
in de al genoemde garnalen- en boomkor
visserij worden deze kotters ook riog inge
zet in de trawlvisserij op rondvis en de
spanvisserij, terwijl door een gering aan
tal kleine kotters nog wordt deelgenomen
aan de staande netten- en de snurrevaad-
visserij. De grote kotters (boven 1100 pk)
zijn in het algemeen sterk gespecialiseerd
op de boomkorvisserij, waarbij vaak de
tong het grootste aandeel in de besom
ming levert.
De teruggang in 1980, na het goede jaar
1 979, deed zich niet bij alle pk-groepen in
gelijke mate voor. Voor de kotters tot en
met 300 pk bleef het netto overschot in
1980 gemiddeld op het peil van 1979.
Voor de middelgrote kotters (301-1100
pk) daalde dit bedrijfseconomisch bere
kende netto overschot in de meeste geval
len, echter nog niet zover dat sprake was
van netto tekorten. Voor de kotters boven
r/.-