zr//
34
de financiële paragraaf
vervolg van pagina 17
financieringstekort. Evenmin zijn de be
zwaren ondervangen tegen de eventue
le invoering van beleggingsvoorschrif
ten, het opnieuw ter discussie stellen
van de rente-aftrek en het wederom
verhogen van het overheidsaandeel in
de aardgaswinning.
Ten slotte is de mogelijkheid tot plaat
sing van overheidsleningen in het bui
tenland duidelijk opengelaten, waarmee
ons land - in de voetbaltermen van dr.
Zijlstra op de internationale ranglijst
verder dreigt te degraderen naar de
tweede divisie, met alle gevaren van
dien.
Conclusie
Het tweede kabinet-Van Agt heeft van
zijn voorganger een moestuin geërfd,
waarin nog heel wat te wieden valt. Op
Prinsjesdag is het sombere beeld van
onze nationale economie met stijgende
werkloosheid en dalende inkomens dui
delijk geschetst. Zorgwekkend is daarbij
ook het financieringstekort van het Rijk,
dat tot onrustbarende hoogte is geste
gen, ondanks de zeer omvangrijke aard
gasbaten (in 1980 ruim f 12 miljard en
in 1982 zelfs het dubbele hiervan). De fi
nanciering van dit tekort vormt een
steeds zwaardere belasting, waarbij al
leen de rentelasten (in 1980 f7 miljard
en in 1982 f 1 V/2 miljard) reeds de helft
van het totale tekort belopen.
Het is dan ook begrijpelijk, dat dit on
derwerp tijdens de kabinetsformatie een
belangrijke rol heeft gespeeld en zelfs
een definitief breekpunt dreigde te wor
den. Of het nieuwe kabinet met zijn be-
leidsprogram in staat zal zijn deze ont
wikkeling van het financieringstekort
spoedig ten goede te keren, valt blijkens
het bovenstaande sterk te betwijfelen.
De marges zijn smal; het keerpunt is
nog niet in zicht. En een breekpunt is
nog steeds niet uitgesloten.
Toch gaat het hier om een 'volstrekt
prealabele conditie', aldus het DNB-ad-
vies. 'Zonder een snelle sanering van de
overheidsfinanciën zullen alle andere
plannen ijdel blijken te zijn, al was het
alleen doordat de rentestanden hoog
zullen blijven, zulks ten nadele van het
herstel van investeringen en werkgele
genheid.'
Overigens is dit wel een noodzakelijke,
doch geen voldoende voorwaarde voor
een aanzienlijke renteverlaging in ons
land; daarvoor is ook een rentedaling in
het buitenland vereist.
In een binnenstad van enige omvang wordt men te
genwoordig zo om de driehonderd meter vergast op
geuren van shoarma, shaslik en shish-kebab, oosterse
vieesspijzen die de aanval hebben ingezet op de patat
mét en de frikadel.
Onlangs vertoefde ik in de hoofdstad op uitnodiging
van een jong familielid, die een beslissend examen
meende te moeten vieren met een etentje in een eta
blissement dat bleek deze gerechten te serveren.
De naam van het restaurant had mij tot waarschuwing
kunnen dienen, maar toch keek ik even vreemd op. De
tapijten hingen er aan de wanden en de vloer was kaal.
Daarop schuifelden onder rijk versierde lampen olijk
uitgedoste mannen met vlammende steekwapens,
waaraan stukken vlees in verschillende graden van ver
branding.
Op een podium zaten drie als prinsen uit duizend-en-
een-nacht geklede figuren verdienstelijk doch eentonig
te spelen op snaarinstrumenten.
Er was een tafel gereserveerd. Het menu stond vast en
het aperitief was prettig van smaak en verraadde nau
welijks iets van het hoge alcoholpercentage, zodat de
gesprekken weldra zeer geanimeerd werden.
Opeens verscheen in de nabijheid van het orkestje van
achter een gordijn een mevrouw, die aan het hof van
koning Salomon niet zou hebben misstaan. Zij danste
navenant en deed dat aan elk tafeltje met bewegingen,
die ik hier niet verder zal beschrijven.
Weldra naderde zij ons gezelschap en het lot wilde, dat
ik de eerste aanlegplaats zou zijn.
Zij begon zich naast mij te bewegen en wierp daarbij
keer op keer haar heup tot praktisch onder mijn kin.
Gelukkig zat alles goed vast. Mijn pogingen om aan
haar aanwezigheid geen aandacht te schenken hielpen
niet, want zij verhevigde haar dans, aangevuurd door
die drie daar op het podium, die voor de zoveelste maal
dezelfde melodie van voren af aan speelden.
Toch even opkijkend naar haar volumineuze gestalte
nam ik in haar gordel verschillende bankbiljetten waar
en ik begreep dat ik me van haar zou kunnen bevrijden
door daaraan iets toe te voegen.
Ik deed een ongemakkelijke greep in mijn zak en stak
een briefje van vijf bij de andere trofeeën.
Het mens ging niet weg, zoals ik had gehoopt, doch
verhevigde kennelijk uit dankbaarheid haar lichaams
oefeningen. Aan tafel was het ineens heel erg stil ge
worden en om mij heen kijkend zag ik iedereen ver
stard naar de navel van de dame staren.
Een tafelgenoot maakte nerveuze gebaren en toen ik in
de aangegeven richting keek, zag ik op de plek waar ik
het biljet had gestoken niet het keurig gekapte hoofd
van Joost van den Vondel, maar het guitige kopje van
de watersnip...
Ik had de voor een bankdirecteur fatale fout gemaakt,
maar tientallen jaren ervaring in het omgaan met bank
papier balden zich nu samen in een fractie van een se
conde. Razendsnel greep ik opnieuw in mijn jaszak en
als een goochelaar zo rap griste ik het snipje uit zijn
warme nestje en stopte onze nationale dichter er voor
terug.
De vrouw week achteruit, nauwelijks beseffend doch
slechts vermoedend wat er was gebeurd. De tafelgas
ten zonken opgelucht ademend terug in hun stoelen en
de danseres golfde enigszins onzeker naar een aanpa
lend tafeltje.
Ik had het wel warm gekregen en de grote meloen, be
stoken met vlees beladen breinaalden, die in vlammen
gehuld voor mij werd geplaatst werkte ook niet mee.
Evenmin trouwens als de sauzen, waarin men geacht
werd de aan de spiezen ontrukte brokken te dopen.
Maar het smaakte best, dat wel. Ook al omdat ik zo op
het nippertje mijn eer had weten te redden.
De moraal van dit verhaal? Dat 's een van de alleroud
ste uit ons vak, dus die behoef ik u hier niet uiteen te
zetten, nietwaar.
Cas Sier