kopersstaking, maar de inkomensmati ging heeft na een aantal jaren zulke vor men aangenomen, dat er bij veel consu menten wel een uitstel van aanschaf van met name duurzame gebruiksgoe deren - auto's, koelkasten, radio's, tv- toestellen, meubels etc. - moet optre den. En aangezien een zeer groot deel van deze goederen uit het buitenland komt, wordt een duidelijke neerwaartse druk op de invoer merkbaar. Deze ontwikkeling wordt nog versterkt door het achterwege blijven van veel in vesteringen waarvan ook een aanzien lijk deel uit het buitenland afkomstig is. Aldus wentelen we op deze manier de koopkrachtdaling, althans in zijn beste dingseffecten, voor een groot deel af op de buitenlandse bedrijven. De groei van de invoer blijft naar verwachting in 1982 dan ook in sterke mate achter bij de toe neming van de uitvoer. Ook in onze ex port zit echter heel wat optisch bedrog. Het zij toegegeven dat door de verbete ring van onze internationale concurren tiepositie in de meest recente jaren er weer wat schot is gekomen in de uit voer van industriële produkten, maar het leeuwedeel komt toch uit de aard gasbaten en dat is geen teken van een sterke externe positie van het Neder landse bedrijfsleven. In ieder geval moe ten we er maar op hopen, dat de hui dige bewindslieden dit overschot van ongekende omvang niet eenvoudig mis verstaan. Hetgeen dan zou kunnen ge beuren - bijvoorbeeld een niet al te strak budgettair beleid waardoor óf het financieringstekort óf de collectieve las tendruk verder oplopen - is voor de ont wikkeling van onze economische struc tuur voor de komende jaren niet minder dan een nationale ramp. Rentelasten In zeer korte tijd is voorts duidelijk ge worden, dat de stijgende rentevoet voor staatsleningen en de constante groei van de staatsschuld beide hebben ge zorgd voor renteverplichtingen die het financiële overheidsbeleid danig kunnen blokkeren. Het sprookje van de 'inver- dien-effecten' is een aantal jaren gele den wel aan ieder die het wilde horen, verteld, maar meer dan een sprookje is het niet geweest. Wellicht is op korte termijn door de kabinetten Den Uyl en Van Agt-I gerekend op een economi sche multiplierwerking die alleen in de leerboeken over economie voor het middelbaar onderwijs voorkomt. Daar om was en is het een groot risico om de staatsschuld op te voeren in een perio de dat niet de conjunctuur maar de structuur van de economie niet meezit. Voor politici is het soms een gelukkige omstandigheid dat hun geheugen maar een korte tijdshorizon heeft; voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de economie is zo'n 'kortzichtigheid' echter funest. Laten we de feitelijke gang van zaken op dit gebied eens nauwkeuriger bekij ken. De oorzaak van het aangaan van de grote staatsschuld in de afgelopen jaren is gelegen in het beleid dat zich steeds meer ruimte toerekende dan er feitelijk was. Deze politieke rekenkunde heeft voor de uitgaven van de overheid meer jarenramingen opgeleverd die op een veel te hoog groeipercentage van het reëel nationaal inkomen waren geba seerd. Aldus werd een beheerste groei van deze uitgaven - met als achter grond de tekortschietende stroom van belastingopbrengsten - bijna een on mogelijkheid. Geen wonder dat reeds tijdens de periode van het kabinet-Den Uyl vooral ruimte werd gezocht in de sfeer van de niet-belastingmiddelen, waaronder de aardgasbaten als trekker fungeren. Toch was het financieringste kort van de overheid in de jaren 1974 t/m 1977 gemiddeld 4,3 van het nati onaal inkomen. De niet-belastingont- vangsten stegen van 3,1 (van het na tionaal inkomen) in 1974 tot 5,2% in 1977. Tijdens de rit van het kabinet-Van Agt-I liep het financieringstekort echter nog verder op, ondanks allerlei voorgeno men en gedeeltelijk ook uitgevoerde be zuinigingsmaatregelen. Het ziet er nu naar uit dat in de periode 1978 t/m 1981 dit tekort op een jaargemiddelde uit komt van 6,1 van het nationaal inko men. Tegelijkertijd werd de groei van de niet-belastingmiddelen ook gestimu leerd, zodat ze in 1982 al tot 8,7 van het nationaal inkomen zullen stijgen. De stijgende opbrengst van de aardgas baten is blijkbaar onder de laatste twee kabinetten geforceerd om hierdoor de toeneming van de belasting en sociale premiedruk te kunnen beperken. On danks de zeer snelle groei van de socia le uitkeringen en andere inkomensover drachten, is de macro-economische be lastingdruk onder het kabinet-Den Uyl maar weinig gestegen; van 30,4% in 1974 tot 31,7 in 1977. In de jaren dat het nu afgetreden kabinet het beleid maakte daalde de macro-economische belastingdruk volgens de jongste ramin gen van het Centraal Planbureau zelfs van 31,9% in 1978 tot 30,7% in 1981. En de Miljoenennota 1982 laat zelfs nog een iets verdere daling zien. Met de so ciale premiedruk verliep het aanvanke lijk niet veel anders; een stabilisatie on der het kabinet-Den Uyl op een niveau van bijna 20% van het nationaal inko men, maar in de laatste vier jaar een voortdurende stijging die zich ook - ja juist - in 1982 zal voortzetten. Zeer opvallend is bij het bestuderen van deze ontwikkelingen dat de stagneren de economische groei ook danig parten speelt bij het opstellen van ramingen over deze grootheden. In mei jl. ver scheen het Centraal Economisch Plan 1981 en daarin werden de belastingdruk én de sociale premiedruk over de perio de 1978 l/m 1980 nog elk ruim 1 van het nationale inkomen hoger geschat dan thans, in september, in de Macro Economische Verkenningen gebeurt. Daarmee loopt parallel dat het financie- ringstekort over 1981 in het afgelopen jaar steeds hoger is 'bijgesteld'. Het ge volg hiervan was natuurlijk, dat de mi nister van financiën met telkens weer grotere leningen de kapitaalmarkt op moest, zodat in ieder geval in de groei van de staatsschuld en in die van de rentelasten geen stagnatie optrad. De rentelasten zijn intussen een zeer zware belasting voor het overheidsbud get gaan vormen. In 1980 bedroegen de overheidsuitgaven voor rentebetalingen 6,9 miljard gulden, voor 1981 worden zij geraamd op ongeveer 9 miljard en in 1 1982 zouden zij tot ongeveer 11,5 mil- j jard gulden stijgen. Dat is 9 van de verwachte begrotingsuitgaven voor 1982. In de afgelopen jaren is de jaar lijkse stijging van de rentelast dus ruim 2 miljard gulden geweest. 'Dit bete kent,' aldus de Miljoenennota 1982, bladzijde 37, dat bij een gemiddelde reële groei van het nationale inkomen van 1 per jaar - of ruim 3 miljard - en drukstabilisatie, het gehele aandeel van de collectieve sector in de groei - thans ongeveer tweederde - besteed moet worden aan extra rentebetalingen'. Maar deze situatie betekent met andere woorden niets anders dan dat andere collectieve uitgaven dan rentebetalin gen bij een groei van 1 van het natio nale inkomen reëel niet meer kunnen toenemen indien men de collectieve lastendruk wenst te stabiliseren. Voor de overheidsfinanciën én voor de ontwikkeling van de nationale economie gaan de rentelasten op de overheids- schuld werken als de bekende 'molen steen om de hals'. Marginale bijstellin gen zullen dit probleem niet afdoende kunnen oplossen en daarom zal alleen een zeer krachtig minister van financiën nog enige hoop kunnen geven. Flevali- datie van onze economie vraagt geen kundige EHBO-behandeling, maar een effectieve ingreep die alleen maar kan gebeuren als het kwaad reëel wordt be streden. Maar dat vraagt een langdu rige behandeling. Kort zicht De financieel-economische tragedie, zo als de situatie thans toch wel zo langza merhand genoemd mag worden, heeft zich vooral kunnen ontwikkelen door de uitvoering van een beleid dat vooral ge richt was op het aanspreken van 'reser ves' op heel korte termijn. Niet op één manier, maar op verschillende wijzen is het spelletje dat potverteren heet, ge speeld. In de eerste plaats zijn de aard gasbaten ingezet om de uitgavenstroom van de overheidssector niet zo sterk in de matiging te betrekken als na enkele jaren van teruglopende economische groei wenselijk was geweest. Daarbij komt bovendien, dat de samenstelling

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 13