zelfs door verhuizingen. Dat zijn alle maal tekenen van nieuwe mogelijkhe den, maar die zullen niet met één pen- nestreek opgedrongen worden, want de persoonlijke omstandigheden zal nie mand onzer willen negeren. Ook dat staat in ons Sociaal Beleidsplan en we verwachten er ook geen moeilijkheden mee.' Beheerst invoeren is vaak een kwestie van het goede moment. Van Dinten ver telt met instemming, dat bij onze ban ken soms aanwending van een techni sche mogelijkheid wordt uitgesteld om dat dat, gezien het personeelsbestand, niet goed valt. Zo zijn er banken die de oude methode voor het personaliseren van giroformulieren voorshands hebben gehandhaafd, omdat de betrokken me dewerkers na automatisering niet ge makkelijk in een andere werksituatie konden worden geplaatst. Van Dinten's ervaring is echter, dat automatiserings processen geen echte bedreiging vor men. Tot nu toe blijkt dat de mensen de nieuwe mogelijkheden met open armen accepteren, omdat hun arbeidssituatie er wel degelijk door verbetert. Daar zit veel in... Daar het bankwezen zelf deel uitmaakt van het maatschappelijk gebeuren, komt het als zodanig, of het nu wil of niet, met de huidige technische golf in aanraking. Ik vraag daarom of de Rabo- bankorganisatie op technisch gebied in vergelijking met andere bedrijven volger is of vooroploper? 'Wij waren volger en zijn dat nog steeds,' meent Van Dinten. 'Maar het is wel een in het oog vallend volgen. Want het trekt de aandacht, dat wij juist door onze eigen geaarde structuur tal van mogelijkheden hebben kunnen benutten voor invoering van de techniek. In ons bedrijf hebben we oplossingen kunnen bereiken die uitstekend bij onze situatie passen.' 'Uitstekend passen,' die woorden zijn, al bedoelde Van Dinten dat helemaal niet, mijns inziens toch wel een pluimpje op de hoed van ons beleid. Het proces is bij ons zonder schokken verlopen en dat willen we zo houden. Het bijzondere van de nieuwe informatietechnologieën, in vergelijking met de oude technieken, is namelijk dat de functies en het middel veel meer verweven zijn geraakt. Van een auto en vliegtuig begrijpt ieder wel dat de techniek ondergeschikt is aan de functie: namelijk transport. Maar bij de informatica is de samenhang tussen verschillende functies niet meer te zien. Prof. dr. ir. J. J. Davidse, hoogleraar Elektrotechniek-Delft, wees daar met nadruk op in Intermediair van 19 juni jl. Volgens hem is de huidige ontwikkeling op informatiegebied van dezelfde orde als bijvoorbeeld de uitvinding van de boekdrukkunst. Ook dat was immers een mijlpaal in de informatie-uitwisse ling. Moderne informatie is, althans wordt, een stuk cultuur. Het is een deel van de ons omringende werkelijkheid dat de mens (nog) als eigen werkelijk heid moet gaan ervaren. Ook het onder wijs, dat volgens Davidse van nature traag reageert, moet hier snel op inspe len, anders krijgen we een grote groep 'nieuwe ongeletterden'. Niet té vaktech nisch op inspelen, maar wel laten zien dat de nieuwe techniek een essentieel cultuurelement is. Daar zit veel in. Ik besef erdoor, dat het werk van Van Eldik, Van Dinten en hun 'computer-mensen' ook een culturele dimensie heeft. Het leert ons allengs de nieuwe technische symbolen te ver staan, we leren er een 'nieuwe taal' bij, omdat we door het gebruik van codes leren abstraheren en modelleren. Eigen nieuw-analfabetisme gaat zo geleidelijk over in een nieuwe 'geletterdheid', waar we overigens wel zelf de baas over moeten zien te blijven. De toepassing van de techniek loopt duidelijk langzamer dan het tempo van de tegenwoordige technische vindin gen. Dat is vanzelfsprekend. Van Eldik: mensen moeten er mee leren werken en het ontwikkelen van toepassingssyste men kost meer tijd dan we vaak denken. We weten ondertussen vrij aardig, wat er zich de komende vijfjaren aan moge lijkheden op het gebied van de techniek én de invoering zal voordoen. We kijken daarom voortdurend een aantal jaren vooruit. Momenteel praten we in onze stafvergaderingen bijvoorbeeld over wat er bij welke banken in 1983 en 1984 ge beuren moet. Durf moet er zijn om proe ven te nemen, ook in de praktijk. Maar zonder geheimzinnigheid en daarom worden grote groepen mensen erbij in geschakeld. 'Ongeletterden' zijn er on getwijfeld nog vele, dat zal wel. Maar over tien jaar? Wel, dan zal de jeugd spelenderwijs met programmeren om gaan. Wij zijn er al volop mee bezig. Van Eldik en Van Dinten zijn redelijk te vreden over wat bereikt is. Het is waar, in 1977 hadden we verwacht in 1981 wat verder te zijn. Desondanks zullen we in 1985 ongeveer zijn waar we over eenkomstig ons plan dachten te komen, tenzij hele grote onvoorziene tegenval lers ons pad kruisen. Tevredenheid op dit punt is een weegproces, er zijn suc cessen en teleurstellingen. Maar het zwaarst weegt, dat we erin geslaagd zijn de automatisering als een gewone, normale zaak ingevoerd te krijgen! Bankadviseur én geldautomaat Wij sluiten ons gesprek af met 'de cliënt'. Het had daarmee eigenlijk moe ten beginnen ook, zegt Van Eldik. Want met alles wat wij aan automatisering doen hoort de cliënt centraal te staan. Toepassing van technologie is geen doel in zichzelf. Dat krijgt het pas door dat het leidt tot a kwalitatieve verbete ring van het produkt en b lagere kosten. Beide zijn in onze visie rechtstreeks of indirect in het belang van onze cliënten. Staat een ver doorgevoerde technologie op de bankkantoren het goed bedienen van de klanten in de weg? Stellig niet, want als routinewerk wordt weggeno men, komt er meer tijd om de mensen te helpen. Merkwaardig, een kleine bank vroeg zeer onlangs om een geld automaat te plaatsen, want het eigen lijke adviseren kwam in de verdrukking, omdat de wachttijden te lang zijn. Wij als Rabobanken willen de cliënt op de bank, in de bank, aan de balie hou den. Onze deur blijft wat dat betreft wijd open. Niet voor niets voeren wij de bankadviseur in! Automatisering moet de cliënt beslist niet tot een verschraal de thuisbankier maken, die alleen door zijn computernummer bij de bank gere gistreerd staat. Neen, wij streven iets anders na. Wij zien voor ons de cliënt, die bij ons zijn bankbehoeften met de beste technische middelen vervuld kan krijgen, maar die voor die behoeften ook een beroep kan doen op menselijk con tact met adviseurs, die naar zijn per soonlijke omstandigheden willen luiste ren. Dat betekent ook, dat we bij het invoe ren van technische veranderingen het oor moeten lenen aan wensen of weer standen van onze cliënten. In dit ver band is eigenlijk maar één vraag van be lang: in hoeverre doen wij onze cliënten te kort, als we hun niet genoeg techni sche mogelijkheden aanbieden? Daarbij vergeten we niet, dat ook de klant in de loop der jaren de grote technische ver anderingen in het bankbedrijf terdege opmerkt. Hij zal zich deze niet opge drongen voelen, als hij ze als even zove le verbeteringen ervaart en hij er zijn ei gen wensen in weerspiegeld ziet. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 11