wob
wob
vervolg wob
de overige ondernemers in het midden-
en kleinbedrijf er gevoelig door getrof
fen. De heer Vonk van het KNOV merkt
terecht op dat hier toch wel duidelijk
door het midden- en kleinbedrijf een of
fer gebracht wordt. Een offer, dat dan
ook tijdelijk moet zijn en dat er met an
dere maatregelen, vooral van overheids
wege, toe moet bijdragen dat de koop
kracht niet langer daalt, maar zich her
stelt.
Juist omdat de struisvogelkop niet in
het zand steekt, zien de auteurs in de
huidige situatie duidelijk ook een aantal
lichtpunten, zelfs voor de benarde de
tailhandel. Het is gelukkig niet alleen
somberheid, want er zijn heel wat nieu
we kansen, nieuwe trends en mogelijk
heden te ontwaren, die de ondernemer
een gezond perspectief kunnen bieden,
vandaag of op wat langere termijn. Daar
moet wel het een en ander voor gebeu
ren, de overheid met name kan veel aan
een kansrijk klimaat doen, maar het
allerbelangrijkste hebben de onderne
mers nog steeds in eigen hand. Dat is
de juiste mentaliteit om de kansen te
grijpen en de wil om zonodig eigen
denkwijze en eigen bedrijf anders te
doen zijn, dan men tot nu toe gewend
is. Kortom, een soepele aanpassingsbe
reidheid aan de soms heel nieuwe om
standigheden en mogelijkheden.
Reusch wijst uitdrukkelijk op een 'gene
zingsproces' in deze zin, en ook bij Vonk
en Broeksteeg komen we dezelfde ge
dachten tegen. Onafhankelijk van elkaar
hetzelfde stramien. Waarom? Omdat zij,
ondanks de zich opstapelende proble
men, vast vertrouwen dat de 'onderne-
mersspirit' in het midden- en kleinbe
drijf volop aanwezig is! De ervaring
wijst uit dat die ondernemersgeest ook
onder druk tot verrassende dingen in
staat is. Wij als bank verwachten dat
ook in deze moeilijke tijd en ondervin
den daarvan zelf de extra prikkel om de
ondernemer waar mogelijk behulpzaam
te zijn op welke wijze dan ook, traditio
neel of niet traditioneel.
SCHIJNBARE TEGENSTELLING
Slechte(re) tijden betekenen niet dat
een bank geen kredieten of leningen
meer zou verstrekken. Wel is het zo, dat
de kredietverlening fors terugvalt, om
dat de lust tot investeren afneemt.
Hoewel het rendement van het bedrijfs
leven geringer wordt en in vele gevallen
zelfs tot een verliessituatie geleid heeft,
zijn er toch veel bedrijven die met min
der krediet toekunnen. Immers wanneer
geen nieuwe investeringen gedaan wor
den dan zal vaak een deel van de cash
flow (de afschrijvingen en de winst na
belasting) beschikbaar komen als extra
aflossing op leningen of kredieten. We
Wie regelmatig op de bouwplaats aan
de Utrechtse Croeselaan naar de bouw
activiteiten voor ons nieuwe hoofdkan
toor gaat kijken staat verbaasd over de
snelle vorderingen die worden gemaakt.
Torende aan het begin van het jaar de
enorme bouwkeet, waarin aannemer en
bouwdirectie kantoor houden, nog uit
boven de bouwput, nu zijn de rollen om
gedraaid en zijn het de kolommen van
de nieuwbouw zelf die hoog boven de
daken van de omliggende keten uitste
ken. In november van het volgend jaar
verwacht men het hoogste punt te be
reiken.
vinden hier dus een schijnbare tegen
stelling. Als het slecht gaat in het be
drijfsleven kan een deel van het bedrijfs
leven extra aflossen op de schulden.
Toch komen nog dagelijks vele bedrij
ven nieuwe leningen of kredieten vra
gen. Vaak is dan het harde moeten de
drijfveer: er moeten verliezen gefinan
cierd worden. De bank zal zich dan af
vragen of de continuïteit op de lange
duur nog redelijkerwijs gewaarborgd is;
een ontzettend moeilijk afwegingspro
ces. Maar ook bedrijven die niet direct
verliezen lijden kunnen in liquiditeits
problemen komen: de afzet stagneert
waardoor de voorraden toenemen van
schoenen via automobielen tot woon
huizen, of de debiteuren gaan steeds
trager betalen, omdat ze een machtspo
sitie hebben ('de klant is koning') of om
dat ze ademnood hebben.
Het bedrijf zal dan niet alleen een forse
extra rentelast op zich nemen - zeker bij
de huidige rentestand - maar vaak ook
extra risico's gaan lopen op die voorra
den en debiteuren en ook dat kan dan
weer een bedreiging voor de continuï
teit betekenen.
En dan zijn er de bedrijven die nog echt
nieuwe zaken aanpakken. We vinden ze
natuurlijk in branches die ook of juist in
deze tijd de wind mee hebben, maar
ook in bedrijfstakken die het moeilijk
hebben zijn toch altijd weer onderne
mers te vinden die er door een zeer
goed management of door inventiviteit
in slagen nieuwe wegen te vinden.
In dit nummer van Rabobank wordt heel
wat gefilosofeerd over de vraag hoe de
kring van de ondernemers uitgebreid
kan worden als een medicijn voor het
genezingsproces van onze economie.
STOP HET VERHUISLEK!
Een cliënt verhuist uit het werkgebied
van de ene Rabobank naar dat van de
andere. Wat is vanzelfsprekender dan
dat we er voor zorgen, dat die cliënt
voor de Rabobankorganisatie behouden
blijft? We hoeven immers eenvoudig de
vertrekkende cliënt te attenderen op
onze zusterbank in zijn nieuwe woon
plaats, even met hem af te spreken dat
we zijn 'bankzaken' gelijk met de verhui
zing naar die zusterbank zullen overdra
gen en hem tegelijk met de overdracht
bij de zusterbank zullen introduceren.
Dat is een attentie, die de cliënt een
prettig bancair afscheid én een prettig
bancair welkom bezorgt en hem te mid
den van alle verhuisdrukte een hoop
rompslomp bespaart. En de gedachte
dat de zusterbank er een cliënt bij krijgt
verzacht eigen verlies, want de cliënt
blijft binnen de Rabobankorganisatie.
Zo zou het moeten gaan! Helaas, de
praktijk is dikwijls anders. Het blijkt, dat
bij verhuizing toch nog al wat cliënten
voor de Rabobankorganisatie verloren
gaan.
Bij concurrerende bankinstellingen is
dat evenzeer het geval, maar dat is een
schrale troost. Laten we liever naar de
eigen situatie kijken: wij bouwen voort
durend met zorg ons cliëntenbestand
op, een soort reservoir zonder het welk
geen bank kan bestaan, ook de Rabo
bankorganisatie niet.
Als daar een lek in zit, als daaruit bij ver
huizing telkens cliënten wegsiepelen,
moeten we dat lek stoppen!
Verhuisregelingen, die we in het verle-