25 Tabel 1 Reëel beschikbaar inkomen, consumptief krediet en particuliere consumptie (mutaties in per jaar) 1973/78 1979 1980 1981 Reëel beschikbaar inkomen (modaal) 2 >2 2 - 1 -2V2 è-3 Consumptief krediet (volume) 19Vz 9 -2V2 -6 - 7 Particuliere consumptie (volume) 4 2 - 1 -3 Bron: CPB, CBS. Tabel2 Particuliere consumptie naar bestedingscategorie (volumemutatie in Voedings- en genotmiddelen Duurzame goederen Overig*) Totaal Medische verzorging, openbare nutsbedrijven enz. Bron: CPB. EIM. tenniveau van deze arbeidsintensieve bedrijfstak. In het algemeen weegt dit evenwel niet op tegen het negatieve effect van de omzetdaling. Vooral de kleine en middelgrote bedrij ven zijn voor het rendement in belangrij ke mate afhankelijk van een regelmatige stijging van de omzet. De middelen, die het grootwinkelbedrijf ten dienste staan om de arbeidsproduktiviteit te verbete- Prognose Aandeel 1979 1980 1981 detailhandel 3 -2 -V/2 99% -y2 - 6V4 -9V2 86% 3 2Vi 3 2V2 3 10% 2 - 1 -3 48% ren, lenen zich meestal niet voor toe passing in het midden- en kleinbedrijf. Schaalvergroting is bij de kleinere de tailhandelsbedrijven vanwege hun aard en locatie vaak slechts in geringe mate mogelijk. Andere middelen zoals een versmalling van het assortiment en een vermindering van de 'service' tasten di rect de concurrentiepositie van het mid den- en kleinbedrijf ten opzichte van het grootbedrijf aan. Vervanging van volle dige krachten door deeltijdbanen heeft grotendeels al plaatsgevonden en is nog slechts in beperkte mate mogelijk. On derzoekingen doen vermoeden dat het aantal werkzame personen in de detail handel nu reeds voor meer dan de helft uit 'part-timers' bestaat, die gemiddeld 1 V2 dag per week werken. De mogelijkheden tot automatisering in de detailhandel zijn zeer beperkt. De voordelen ervan, en dan weer vooral voor het grootwinkelbedrijf, liggen op het vlak van optimalisering van de voor raad en de assortimentssamenstelling. Het Centraal Planbureau raamt voor de handel een arbeidsproduktiviteitsstij- ging van maximaal 2 per jaar voor de periode 1980/85. Gezien het voorgaan de zal dit voor de grote bedrijven iets hoger zijn en voor de kleine bedrijven la ger. Door het uitblijven van omzetstij gingen als gevolg van de inkomensda ling zullen de rendementen in het mid den- en kleinbedrijf van de detailhandel aanzienlijk verslechteren. De inkomens van de zelfstandigen in de detailhandel zullen hierdoor in 1981 reëel met 12 tot 13 dalen. Dit terwijl het reëel beschik bare inkomen van de zelfstandigen in de periode 1972/80 al bijna 20% achter bleef bij dat van modale werknemers. De geringe stijging van het aantal ver koopplaatsen in de detailhandel de af gelopen jaren zal in 1981 dan ook ver moedelijk ombuigen in een afname van het aantal vestigingen. Remedies De collectieve sector is de laatste jaren sterk gegroeid. Deze groei is gefinan cierd uit de aardgasbaten en uit een ver groting van het financieringstekort. Bei de bronnen worden maximaal benut en dreigen zelfs gedeeltelijk op te drogen. Ten einde de financiële ruimte voor de investeringen zeker te stellen moet óf het beslag van de collectieve sector worden verminderd, óf de particuliere inkomens worden verlaagd, dit laatste met alle gevolgen van dien voor de de tailhandel. Voor een verbetering van de positie van de detailhandel, zonder die van de overige private sectoren van de economie aan te tasten, zou er naar moeten worden gestreefd de bestedin gen van de collectieve sector terug te dringen. De kans dat het overheidsbe leid in de hier geschetste richting vol doende zal worden omgebogen, is voor alsnog zeer gering. Ten einde de scherpe inkomensdaling in 1981 voor de zelfstandige detaillist en daarmee een groeiend aantal faillisse menten te voorkomen, moeten evenwel op korte termijn maatregelen worden genomen. Het Koninklijk Nederlands Ondernemers Verbond pleit in dit ver band voor het verhogen van de zelfstan digenaftrek of het niet opleggen van de voorlopige aanslag van de inkomsten belasting. Een versoepeling van het prijsbeleid, zodat de brutowinstmarges kunnen verbeteren, zou voor de detail handel eveneens soelaas kunnen bie den. De mogelijkheden voor de detailhandel zelf om de toekomst te verbeteren zijn zeer beperkt. Voor zover deze aanwezig zijn, moeten zij worden gezocht in een verandering van structuur en mentali teit. Het detailhandelsapparaat is in ve lerlei opzicht nog sterk gericht op de groei waaraan men gewend was ge raakt. Voor een ombuiging van deze mentali teit en een aanpassing aan de verander de economische situatie is tijd nodig. Tijd die evenwel voor vele bedrijven ontbreekt, omdat hun weerstandsver mogen de afgelopen jaren is aangetast. Ook in dit opzicht is derhalve haast ge boden, zodat de detailhandel op wat langere termijn weer gezond kan wor den en zijn, van oudsher belangrijke, bij drage aan de economie kan leveren.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 25