helikopterblik op midden- en klein
bedrijf (vervolg van pagina 19)
punt blijken te zijn. Met het bovenstaan
de is uiteraard geen uitputtende opsom
ming gegeven. Slechts enkele voorbeel
den zijn genoemd.
De rol van de banken
De banken zullen in de komende jaren
uiteraard hun traditionele rol van leve
rancier van vreemd vermogen moeten
blijven vervullen. Toch zullen de banken
ook moeten werken aan nieuwe vormen
van kredietverlening. Een voorbeeld
komt tot uitdrukking in de hier en daar
reeds bestaande participatiemaatschap
pij. Op deze wijze kunnen banken ook
gaan deelnemen in kleine bedrijven.
Met name innoverende kleine bedrijven
zullen behoefte hebben aan vermogen
van buiten de onderneming dat niet de
vorm heeft van kredieten. Via een der
gelijke participatiemaatschappij kunnen
de banken ook managementsteun ge
ven aan deze bedrijven. Ook hieraan zul
len in de toekomst de ondernemers veel
behoefte hebben. Bovendien kan de
deelname van de banken tijdelijk zijn.
De ondernemer zal dan niet voor
eeuwig te maken hebben met vreemde
pottekijkers!
*Ten aanzien van de traditionele krediet
verlening kunnen de banken wellicht
ook met nieuwe vormen komen, bij
ondernemerszin ook nu!
(vervolg van pagina 19)
dan nu het geval is. Er zal dus nog meer
behoefte komen aan afwisselend en/of
meer verantwoordelijk werk. Waar
schijnlijk zal de te verwachten indivi
dualisering ook tot méér zelfstandige
ondernemers leiden, hetgeen een ver
sterking van het midden- en kleinbedrijf
kan betekenen, mits deze nieuwe gene
ratie ondernemers goed opgevangen
wordt.
Trends
Voor 1981 en de navolgende vijf jaren
zal er sprake zijn van een voortgezette
economische groeivertraging. Kenmer
kend voor deze situatie zijn de stagne
rende bestedingen en een sterk stijgen
de werkloosheid. In vergelijking met
onze buurlanden is de problematiek van
de Nederlandse economie ernstiger,
met name wat betreft de vertraging in
de economische groei en het tempo
waarmee de werkloosheid toeneemt.
Toch zijn er ook enkele lichtpunten, zo
als de verbetering van de relatieve kos-
tenpositie en de te verwachten investe
ringsimpulsen in een aantal belangrijke
industriële sectoren. Tevens kan gewe
zen worden op een gunstige ontwikke
ling van de lopende rekening van onze
voorbeeld op het gebied van de ge
vraagde zekerheden of de te stellen-ren-
dementseisen aan cliënten.
Van de banken mag ook verwacht wor
den, dat zij zich in de toekomst bezig
zullen gaan houden met het op de
hoogte houden van hun cliënten van re
levante maatschappelijke en sociale
ontwikkelingen. Zij zullen de onderne
mers moeten helpen met adviezen over
hoe deze ontwikkelingen in de bedrijven
het best opgevangen kunnen worden.
De banken zullen moeten bijdragen aan
de verbetering van de kwaliteit van de
ondernemer. Zij kunnen daaraan via
cursussen en voorlichtingsdagen veel
doen.
Samenwerking met ondernemersorga
nisaties, zoals o.a. de Rabobank dat
doet, is toe te juichen.
rijk dat ook de overheid dit onderkent en
in haar beleid het accent juist laat vallen
op die terreinen, waarop het midden- en
kleinbedrijf een zeer betekenisvolle taak
kan vervullen. Met name denken wij
dan aan het beleid inzake werkgelegen
heid, innovatie en selectieve groei.
Verscheidene trends wijzen reeds in de
richting van nieuwe kansen voor het
midden- en kleinbedrijf, zoals de relatief
sterke groei die zich daar de laatste ja
ren heeft voorgedaan in het aantal on
dernemingen en het aantal arbeids
plaatsen. Zo is bijvoorbeeld in de perio
de 1977/79 het aantal ondernemingen
in het totale midden- en kleinbedrijf met
2 procent 4000) toegenomen tegen
over een daling van 6 procent (- 200) in
het grootbedrijf (in de sectoren waarin
het midden- en kleinbedrijf voorkomt).
betalingsbalans.
Ten gevolge van de bestedingsstagnatie
op de binnenlandse markt is ervoor het
midden- en kleinbedrijf eveneens sprake
van een zwak totaalbeeld voor de ko
mende jaren. Het huidige jaar lijkt zeker
een dieptepunt, met reële inkomensda
lingen voor de ondernemers in het mid
den- en kleinbedrijf van 7Vi 8 procent.
Voor sommige sectoren, onder andere
de levensmiddelenbranche, lijken de
vooruitzichten niet al te zonnig. Voor tal
van andere onderdelen van het midden-
en kleinbedrijf zijn echter nieuwe groei
mogelijkheden aanwezig, zowel in de
nijverheid als in de dienstverlening. Dit,
mede in het licht gezien van de reeds
geschetste verwachte maatschappelijke
ontwikkelingen. Daarom is het belang-
In dezelfde periode heeft in het midden-
en kleinbedrijf een stijging plaatsgevon
den van het aantal werkzame personen
met bijna 80 000 5 procent) - waar
van circa 50 000 in bedrijven met 1-10
werknemers 10 procent) - tegenover
een toename in het grootbedrijf (in de
sectoren waarin het midden- en klein
bedrijf voorkomt) van 'slechts' 30 000
3 procent). Hier kan nog aan worden
toegevoegd, dat in de periode
1971/1979 het aantal arbeidsplaatsen in
het midden- en kleinbedrijf is gestegen
met ongeveer 25 000, terwijl zich in het
grootbedrijf gedurende deze periode
een daling in het aantal arbeidsplaatsen
heeft voorgedaan van circa 45 000. Het
totaal aantal werkzame personen in het
midden- en kleinbedrijf bedroeg in 1979