met kleinschaligheid inspelen op toekomst Uit het vorenstaande is wel duidelijk geworden dat voor het midden- en kleinbedrijf een koopkrachtdaling alleen maar tijdelijk mag zijn. In de herstelperi ode zullen ondersteunende maatregelen genomen moeten worden door de over heid. Deze maatregelen moeten er toe leiden, dat de werkgelegenheid in het midden- en kleinbedrijf in de herstelpe riode niet sneller achteruitgaat dan er arbeidsplaatsen bijkomen in de indus trie. Ook zal er speciale aandacht moeten zijn voor de inkomenspositie van de zelfstandige ondernemers. In de herstel periode dient de overheid het midden- en kleinbedrijf krachtig te steunen met fiscale maatregelen en structuurverster kende subsidies. In de allerergste situa ties moeten tijdelijke steunmaatregelen genomen worden. Mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf In de komende jaren zullen zich gelukkig ook nieuwe mogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf voordoen. Daar bij moet met name gedacht worden aan een groep van nieuwe ondernemers, af komstig van Technische Hogescholen, Universiteiten, HTS enz. De afgestu deerden van deze onderwijsinstellingen zullen steeds meer belangstelling heb ben voor het zelf exploiteren van hun nieuwe indeëen en vindingen. Dit zal dan gebeuren in ondernemingen van geringe omvang. De ondernemers zelf zullen hooggeschoolde mensen zijn. Reeds thans zijn er voorbeelden van deze nieuwe belangstelling voor het Het midden- en kleinbedrijf omvat zo'n 300 OOO ondernemingen. Het is één grote sector met veie gezichten. Wat ambacht en kleine nijverheid be treft was er de laatste jaren een netto stijging van gemiddeld 2000 vestigin gen per jaar waar te nemen. Deze netto groei zal naar onze verwachting in 1981 duidelijk afnemen, gegeven de teleur stellende ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf in 1980 is het des te op vallender dat zowel bij de detailhandel in 1980 voortgezet, maar deze verliep in een duidelijk lager tempo dan in 1978 en 1979. Was er in die jaren nog een netto toename van respectievelijk 1400 en 1600 vestigingsplaatsen, in 1980 be droeg deze groei slechts 400 vestigin gen. Voor 1981 mag, gezien de econo mische ontwikkeling, hooguit een stabi lisatie van het aantal vestigingen ver wacht worden. Een duidelijke teruggang mag zelfs niet worden uitgesloten. als bij ambacht en industrie in dat jaar nog van een netto vestigingsgroei spra ke was. Waarschijnlijk moet de oorzaak hiervan gezocht worden in het nemen van een vestigingsbeslissing op een nog gunstig conjunctureel tijdstip. Intermezzo Alvorens trends voor de komende jaren te schetsen, is het wellicht zinvol enige maatschappelijke ontwikkelingen aan te midden- en kleinbedrijf in Nederland. Nieuwe kansen zal het midden- en kleinbedrijf ook krijgen door de toepas singsmogelijkheden van de 'chip'. Bo vendien moet verwacht worden dat de technologische ontwikkeling zelf steeds meer mogelijkheden biedt van toepas sing op kleine schaal. Dit betekent voor het midden- en kleinbedrijf dat geen grote investeringen meer vereist zijn om toch met de modernste ontwikkelingen mee te kunnen gaan. De export zal eveneens nieuwe impul sen aan het midden- en kleinbedrijf kun nen geven. Op het terrein van energie besparende investeringen en milieu vriendelijke produktie zal het midden- en kleinbedrijf zaker mogelijkheden kun nen vinden. De detailhandel en de horeca zullen zich nog duidelijker moeten profileren door het leveren van speciale goederen en diensten en service. Bovendien zal de gemakkelijke bereikbaarheid een plus- vervolg op pagina 22 stippen, die met name voor het midden- en kleinbedrijf van belang kunnen zijn. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan consumentenvoorkeuren, zoals meer behoefte aan kwaliteit, service, persoonlijk contact, geïndividualiseerde en minder energieverbruikende produk- ten. Tevens zal de ontwikkeling van de automatiserings- en informatiemaat schappij mogelijkheden (voor het mid den- en kleinbedrijf) bieden op het tech nologische vlak. Eveneens zal de stroomlijning van het grootbedrijf bete kenen, dat diverse functies naar het midden- en kleinbedrijf kunnen worden doorgeschoven. Het midden- en klein bedrijf is door zijn kleinschaligheid en dus door zijn flexibiliteit geschikt om in te spelen op deze toekomstige ontwik kelingen. De vrijetijdmaatschappij van morgen, die helaas voor nogal wat men sen nu reeds geforceerde werkelijkheid is, zal haar eigen produkten vragen. Eveneens zal in die toekomstige vraag het maatschappelijk nut van het produkt een rol spelen. De samenleving zal zui niger worden op haar grondstoffen en deze daarom zo efficiënt mogelijk willen aanwenden. De man en vrouw van morgen zullen nog een betere opleiding kunnen krijgen vervolg op pagina 22

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1981 | | pagina 19